Willem Verf – Leafde yn oarlochstiid. (Ein Bratkartoffelverhältnis) (2025)
Mijn eerste Friese roman (Rink van der Velde – De Fûke) las ik zo’n vijftig jaar geleden. Ook bij later herlezen maakte de kleine roman, die zich in de Tweede Wereldoorlog afspeelt, grote indruk. Het deze maand verschenen nieuwe boek van Willem Verf, Leafde yn oarlochstiid, trof me op dezelfde manier. De kleine roman speelt zich voor het grootste deel af in de Tweede Wereldoorlog en we volgen personages zowel in Nederland (Friesland) als in Duitsland.
Dat is op zich niet nieuw. Bijvoorbeeld ook in de Nederlandse roman De tweeling van Tessa de Loo, zien we de Tweede Wereldoorlog zowel in Nederland als in Duitsland. Maar waar de Nederlandse schrijfster van het in 1993 verschenen boek alles breed uitmeet en gedetailleerd beschrijft, houdt Willem Verf de gebeurtenissen en vooral ook de gevoelens uiterst klein. Dat maakt het Friese boek des te indrukwekkender.
Het verhaal begint in oktober 1940 in een Duits stadje in het Ruhrgebied. Rosa, net twintig jaar oud, werkt daar in een kruidenierswinkel. Twee keer in de week komt Herr Hülshorst, de zoon van de oprichter van het bedrijf, langs met wat voorraad en om wat administratief werk te doen. Rosa doet het werk in de winkel samen met een collega en een leerling-medewerkster. Enkele maanden eerder is de filiaalcheffin weggegaan en Rosa krijgt het aanbod om haar plek in te nemen. Dat neemt ze graag aan.
Ondertussen wordt de lezer vanaf bladzij één ook direct geconfronteerd met de Tweede Wereldoorlog. Vlak nadat Herr Hülshorst binnengekomen is, komt ook een vaste klant binnen. Steevast begroet hij het personeel luid en duidelijk met ‘Heil Hitler’ en hij verwacht dat het personeel hem ook zo terug groet.
In volgende hoofdstukken, telkens enkele maanden later, leren we Rosa en haar familie wat beter kennen. Rosa gaat met de bus naar de winkel, haar vader werkt in ploegendienst in een steenkoolmijn. Een jonger tienerbroertje, Johann, zit bij de Hitlerjugend. Vooral de vader van Rosa moet niet veel hebben van het feit dat zijn zoon verplicht bij de Hitlerjugend zit, maar ook Rosa en haar moeder staan daar niet achter.
Hoe verder we in de oorlog komen, hoe meer ellende er in Duitsland te zien is. Niet alleen wordt het steeds moeilijker om aan (levens)middelen voor de winkel te komen, ook sneuvelen er bekenden aan het front. Vanuit geallieerde vliegtuigen worden onschuldige mensen beschoten en bommen afgeworpen, waardoor Rosa de schuilkelder moet opzoeken
In juni 1943 maakt Rosa bij de bushalte kennis met een jongeman. Hij blijkt uit Nederland te komen, uit Friesland, en werkt als chauffeur bij Organisation Todt. Die organisatie was aanvankelijk een bouwmaatschappij die barakken en bunkers bouwde voor het Duitse leger. Steeds meer wordt de organisatie echter ingezet om puin te ruimen na bombardementen.
De lezer kent de Friese jongeman al een tijdje. Het is Sipke, afkomstig uit Sneek. In oktober 1940 heeft hij de beslissing genomen om in Duitsland als vrachtwagenchauffeur te gaan werken. Niet uit nazistische motieven, maar uit economische overwegingen. Zijn vader is overleden en behalve een oudere broer zijn er nog zeven jongere kinderen. In Nederland kan Sipke geen werk vinden en door het werk in Duitsland kan hij het gezin steunen.
In het begin van de oorlog gaat hij nog wel eens terug naar Friesland. In april 1943 is hij er weer en hij vermoedt dat het de laatste keer zal zijn in deze oorlog, waarvan niet duidelijk is hoelang die nog duurt. Sipke durft het toch niet aan om in Friesland te blijven, hij zou moeten onderduiken en daardoor ook niet meer het gezin financieel kunnen ondersteunen. Bovendien kan Sipke niet opschieten met zijn oudere broer Bearend die een felle NSB’er is.
Willem Verf weet het verhaal, dat uitdraait op de titel ‘liefde in oorlogstijd’, kort en krachtig te vertellen. Dat doet hij niet zomaar. Er zijn drie verhaallijnen, alle drie verteld in de ik-vorm. In de oneven hoofdstukken is die ik-figuur Rosa, in de even hoofdstukken is de ik-figuur Sipke. Als de verhaallijnen van Rosa en Sipke vanaf 1943 bij elkaar komen, zien we soms dezelfde gebeurtenis via beider ogen.
Maar dat is niet het hele verhaal. Tussen de oneven en de even hoofdstukken in staan telkens ongenummerde hoofdstukken. Daarin is de ik-figuur de zoon van Sipke en Rosa, en zien we flarden van hoe hun bijzondere geschiedenis verder verlopen is. Deze opbouw werkt voortreffelijk en zorgt er mede voor dat de korte roman nergens aan kracht inboet. Wat ook een verademing is, dat de schrijver het verhaal heel compact vertelt. Ik heb Verf wel eens verweten dat hij soms te veel uitlegt, maar dat gebeurt in deze roman helemaal niet.
Sterk is Verf in deze roman in het laten zien van morele dilemma’s, zonder deze uit te vergroten. Die dilemma’s spelen zowel aan de Nederlandse als aan de Duitse kant. Dat begint al op de eerste bladzij in Duitsland, als het personeel van de winkel in feite door een klant gedwongen wordt om ‘Heil Hitler’ te roepen. Ook zie je hoe de ouders van Rosa met lede ogen moeten toezien hoe zoontje Johann wordt geïndoctrineerd bij de Hitlerjugend.
Je ziet het in Nederland, bij het dilemma van Sipke en vooral ook in het het contrast met zijn NSB-broer Bearend. Die Bearend zorgt er overigens op een gegeven moment ook voor dat broertje Jitse, die ondergedoken zit op een boerderij, gewaarschuwd wordt voor een Duitse razzia.
De ik-persoon in de niet genummerde hoofdstukken is de zoon van Sipke en Rosa, schreef ik. Maar in een mededeling vooraf staat: “De ik yn de net-nûmere haadstikken is de skriuwer”. Het boek is dan ook opgedragen aan “Fedde en Elsa”, zoals de ouders van Willem Verf in werkelijkheid heetten.
Op de achterflap staat dat deze ‘novelle’ gebaseerd is op de herinneringen van de moeder en de vader van de schrijver. Willem Verf heeft die herinneringen in fragmenten te horen gekregen. Het is bewonderenswaardig hoe hij deze fragmenten heeft weten om te smeden tot deze bijzondere Leafde yn oarlochstiid.
Willem Verf – De wûndere leafde fan Emine en Einte (2023)

Al jarenlang schrijft Willem Verf Friese romans waarin concrete maatschappelijke problematiek aangekaart wordt. Vaak kiest hij daarbij voor een meervoudig vertelperspectief. Ook al pakt dat de ene keer wat beter uit dan de andere keer, de boeken worden over het algemeen positief ontvangen. Het is aan te nemen dat dat ook het geval zal zijn met zijn nieuwe, in maart 2023 verschenen roman.
Helemaal op de laatste bladzijde van dat nieuwe boek, De wûndere leafde fan Emine en Einte, legt de schrijver uit dat hij het boek – op een enkel woord of zinnetje na – in het Fries heeft geschreven, hoewel de beide hoofdpersonen Engels (‘Globish’) met elkaar spreken. Dat geldt ook voor de situaties waarin er Duits gesproken wordt, of Turks of Nederlands. Die uitleg is volslagen overbodig en als die uitleg nodig zou zijn, staat die helemaal achterin ook wel op een merkwaardige plaats.
Datzelfde geldt voor de allerlaatste zin, over de songteksten die in het boek een belangrijke rol spelen: “Achter yn it boek binne fan alle acht lieten sawol de Dútske as Fryske tekstfarianten opnaam.” Tsja, een normale lezer, die het boek van begin tot eind leest, had dat zelf ook al gezien. Die neiging tot uitleggen speelt de schrijver – overigens net als het opnemen van overbodige details – jammer genoeg wel vaker parten.
Zo zingt Emine in het Fries voor Einte een liedje over het weggaan uit Istanbul om een nieuwe start in Friesland te maken. Dat is een ontroerende passage die te niet wordt gedaan door wat erop volgt: “It bestiet dat men sa oandien is dat prikels troch it heule liif gean, dat men it op de hûd fielt en sprakeleas wurdt.” En weg is de ontroering. Dergelijke passages doen afbreuk aan de sterke opzet en de interessante thematiek van deze ’tendensroman’.
Die thematiek komt voort uit de geschiedenis van de beide hoofdpersonen. Die kennen lezers van Verfs roman Bûtenman & Bûtenfrou al, waar ze ook de hoofdrol speelden. Deze nieuwe roman gaat verder waar het eerste boek ophield en het klopt wat de achterflap zegt, namelijk dat De wûndere leafde fan Emine en Einte prima te lezen is voor wie het eerste boek niet kent.
De voorgeschiedenis in vogelvlucht – en Verf weet op uitstekende wijze die voorgeschiedenis in het nieuwe boek bij stukjes en beetjes op te dienen – is als volgt. Einte groeit op in Friesland. Onder andere door de zelfmoord van zijn moeder raakt hij op jonge leeftijd verzeild in de drugshandel. Hij zit twee jaar in de gevangenis. Als hij eruit komt, vermoordt hij zijn opdrachtgever en laat iemand anders die bij de drugscriminaliteit betrokken is daarvoor opdraaien. Hij vlucht zelf naar Istanbul waar hij Emine treft op wie hij verliefd wordt.
Emine is opgegroeid in Berlijn in een uit Turkije afkomstige familie. Tegen de zin van haar vader komt ze als zangeres van een bandje in de Berlijnse muziekscene terecht. Ze raakt zwanger van een Noorse muzikant. Die voelt er niets voor om vader te worden en vertrekt. Emine krijgt een dochter, Nergis, is niet meer welkom bij haar familie en gaat met haar baby naar Istanbul, waar ze Einte treft op wie ze verliefd wordt.
Omdat Einte niet wil dat Emine zich verbindt met iemand die niet alleen een verleden als drugscrimineel heeft, maar na zijn gevangenisstraf ook nog eens iemand – een drugsbaas – vermoord heeft, wil hij stiekem voor hun volgende afspraakje verdwijnen naar Nederland om daar in een groot anoniem hotel zelfmoord te plegen. Daar eindigt Bûtenman & Bûtenfrou en begint De wûndere leafde fan Emine en Einte.
Wat er overigens wonderlijk is aan die liefde weet ik niet, want Verf weet die liefde heel logisch en overtuigend te beschrijven. Bijna aan het eind van het boek wordt het dan ook beter verwoord via Einte: “Emine en Einte. In wûnderlik ferhaal.” Want het is bijvoorbeeld wonderlijk hoeveel problematiek de schrijver in het boek heeft weten te stoppen. Einte is een donkere man – hij heeft een Surinaamse vader – en wordt de niet-biologische vader van Nergis die blauwe ogen heeft. Hij tobt met nachtmerries over de moord die hij gepleegd heeft, wat hij niet met Emine kan bespreken.
Emine heeft in Istanboel alleen nog contact met haar Berlijns-Turkse familie via een briefwisseling met haar zus Ayse die in Berlijn in een opvanghuis voor vrouwen gaat werken. Emine reist ook een keer naar Berlijn voor de diplomering van haar zus en heeft dan ook even contact met haar moeder. Ayse komt er later in het boek via een relatie met een collega achter dat ze lesbisch is. Die collega heeft grote problemen met een gewelddadige ex en ook Ayse raakt daarbij pijnlijk betrokken.
Het briefcontact tussen Ayse in Berlijn en Emine blijft, ook als Einte, Emine en Nergis van Istanbul naar Friesland verhuisd zijn. Ayse brengt zelfs een bezoek aan Friesland. Daar krijgt Emine ook de beschikking over een muziekstudio. Zo begint ze in het Duits liedjes te schrijven over haar geschiedenis met Einte.
Einte gaat in therapie. Tegen Emine zegt hij dat hij de nachtmerries over de zelfmoord van zijn moeder wil verwerken, maar in werkelijkheid gaat het over de moord die hij gepleegd heeft. De therapiesessies worden nogal uitgebreid beschreven. Hoe indringend de sessies ook zijn, hier remmen de uitvoerige beschrijvingen van de therapiegesprekken de spanning in het verhaal enigszins.
Het verhaal wordt afwisselend verteld door de ogen van Einte en Emine. Dat geeft een heel aardig inkijkje in de beleving van beide hoofdpersonen. De lezer weet daardoor meer dan elk van beide hoofdpersonen afzonderlijk. Dat is meestal interessant, een enkele keer doet die afwisseling wat geforceerd en kunstmatig aan. Een belangrijke gebeurtenis als de geboorte van de tweede dochter krijgen we zelfs twee keer achter elkaar te lezen. Een keer beleefd via Emine en daarna nog eens via Einte, met als hoofdstuktitel: ‘Einte belibbet de befalling (sa’t allinne hy dat kin)’.
Het kunstmatige geldt nog meer voor de hoofdstukken in cursieve letters die zo nu en dan tussen de gewone hoofdstukken in staan. Daarin vat de verteller vaak wat tijd samen. Dat levert nogal overbodig aandoende alinea’s op als: “De krystdagen binne drok foar Emine (. . .). Op it wurk fan Einte is der in nijjiersgearkomste (. . . ). Jannewaris is krekt sa wiet en sigerich as desimber. Der bart neat dat de muoite wurdich is (. . .). Yn de rin fan febrewaris komt wol it ljocht werom. (. . .). Yn maart straft de natoer harren wer mei hagelbuien, wiete snie, hurde rein en dweiltrochwiete ikkerkes.”
Met Einte samen maakt Emine muziek bij haar liedteksten. Einte vertaalt de Duitse liedjes in het Fries. Dat lijkt even een verhaallijntje dat een beetje blijft hangen, maar dat krijgt wel degelijk nog betekenis. Emine zingt een van die Friese vertalingen een keertje voor de jongens van haar oude Berlijnse band. Die band komt weer bij elkaar en maakt een cd van de (Duitse) liedjes. Dat resulteert ook na zoveel jaren weer in een optreden van de band in Berlijn, nu met Einte als bassist. Het succes van de cd en de band stellen Emine en Einte voor de keus: doorgaan met de band, wat met twee kleine kinderen nogal lastig is, of kiezen voor een rustiger leven in Friesland zonder de hectiek van optredens.
Het is jammer dat de schrijver zoveel, misschien wel te veel, in dit boek heeft willen stoppen. Want er is niks mis met de thematiek die hij aanroert, de problemen en de dilemma’s van de hoofdpersonages zijn interessant genoeg. Ook het idee achter de manier van uitwerken van de thematiek is op zich boeiend. En bij vlagen laat Verf zien dat hij kan schrijven: hij wekt voldoende spanning op en weet soms ook te ontroeren. Maar het is jammer dat hij zich niet iets meer heeft weten te beperken.
Willem Verf – It sinfol bestean (2017)

In de zevende roman van Willem Verf is een belangrijk thema van deze Friese auteur weer heel herkenbaar. De beide hoofdpersonen, Jitse en Karin, zijn allebei politiek en maatschappelijk betrokken en hebben van die betrokkenheid hun werk gemaakt. Op de terugreis van een kampeervakantie overnachten deze zestigers nog even op een kleine vervallen camping in de Harz. Daar ontmoeten ze Harry de Groot, de Nederlandse eigenaar van de camping en die ontmoeting heeft gevolgen. Zonder het tegen elkaar te zeggen herkennen ze in deze Harry Jan Donker, aan wie ze bepaald onaangename herinneringen uit hun studententijd hebben.
De lezer weet dat direct, omdat we in een zeer strakke regelmaat het verhaal afwisselend via de beide hoofdpersonen lezen. Blijkbaar is de auteur (of de uitgever?) er niet helemaal zeker van dat de lezer de twee perspectieven goed uit elkaar kan houden, dus in de inhoudsopgave aan het begin van het boek staat keurig achter elk hoofdstuk bij wie het perspectief ligt en meteen ook maar waar (Harz, Utrecht, Friesland of Amsterdam) en wanneer (nu of bijna een halve eeuw geleden) het verhaal zich afspeelt. Tamelijk overbodig, want zo moeilijk is dat nu ook weer niet te volgen.
Politiek en maatschappelijk engagement speelt net als in eerdere boeken een grote rol in het boek. Jitse is burgemeester van een kleine Friese gemeente die op de nominatie staat om binnen niet al te lange tijd op te gaan in een grotere gemeente. Hij merkt dat hij een ondanks zijn sociale idealen een gladde bestuurder geworden is en vraagt zich af waarom hij zijn beroep nauwelijks nog met passie uitvoert. Zit hem dat in de neergang van de (sociaaldemocratische) partij, de voortschrijdende schaalvergroting, zijn leeftijd of de dominantie van het liberale denken? Ondanks of dankzij dit soort bedenkingen bemoeit hij zich actief met een nieuw beginselprogramma van zijn partij.
Jitse heeft zijn vrouw Karin leren kennen toen ze na hun middelbare school beiden een sociaal-culturele opleiding deden. Karin is fractievoorzitter van een kleine progressieve partij in de Provinciale Staten. Daarnaast doet ze vrijwilligerswerk als regisseur van een amateurtoneelgezelschap. In haar politieke werk worstelt ze onder andere met het sluiten van compromissen en de afwegingen en afspraken die ze daarvoor moet maken of bijstellen. Tegen een fractiemedewerker die zich aan eerder gemaakte afspraken wil houden, weet ze op een gegeven moment niet meer te zeggen dan: “Yn de politiek besteane gjin spikerhurde ôfspraken.”
De auteur brengt diverse onderwerpen ter sprake in deze roman. Naast de actuele stand van zaken in de (linkse) politiek is er nogal wat uit te leggen in de hoofdstukken die zich in het verleden afspelen, zoals over vrouwenemancipatie en de seksuele revolutie. Mede door de afwisseling van perspectief en van het verleden en het heden zit er wel een zekere spanning in het boek. Maar die afwisseling haalt ook de vaart er regelmatig uit, net als niet altijd helemaal ter zake doende uitweidingen over familiebezoekjes of beschrijvingen, bijvoorbeeld van het uiterlijk van de personages.
Een fractievergadering kan dan zo beginnen: “Ik obstrewearje de klup. Trudy en Jakob binne beide fjirtigers. Trudy hat koart hier, draacht in rom sittend readachtig blûske en in spikerbroek mei stretch. Jakob hat in pak oan, blau, net al te donker, en in net al te guodkeap boesgroen dêrûnder. Arnold sit derby yn in kolbert út de werbrûkwinkel en in ferwosken swarte spikerbroek. De fraksjemeiwurker is hielendal yn it swart, mei it hier kreas efteroer kjimd.”
Ook de omgeving waar de gebeurtenissen zich afspelen, zowel buiten als binnen, wordt telkens beschreven. Die beschrijvingen zijn nu eens aardig beeldend, zoals de typering van de camping en omgeving in de Harz, maar soms ook behoorlijk clichématig. Tijdens een kort wandelingetje in Amsterdam dat in één alinea beschreven wordt, figureren toeristen met plattegrondjes in hun hand, een rondvaartboot in de gracht en een zwerver op een bankje. De laatste, met een blikje bier in de hand, naast een volle afvalbak, heeft overigens wel een functie, want even later zit op zijn plek Harry de Groot, alias Jan Donker, die Jitse bewust gevolgd is. Uiteindelijk wil vooral Jitse nog wel contact met Donker, als deze met hem de negatieve balans van zijn leven wil opmaken. Zo komen Jitse, Karin en de lezer te weten hoe het Jan Donker vergaan is en hoe hij eigenaar van de vervallen camping in de Harz is geworden.
Willem Verf stipt in deze roman verschillende thema’s aan, zoals (linkse) partijpolitiek en diverse maatschappelijke problemen. Daaronder het ouder worden met bijvoorbeeld de zorg of kinderen goed terecht komen, of over het einde van je eigen carrière. Drugsproblematiek speelt een rol in het boek, inclusief het vraagstuk van de legalisering van softdrugs, waarbij de auteur een aardig inkijkje geeft over hoe men veertig jaar geleden met deze problematiek omging. Maar alle kwesties blijven wel wat aan de oppervlakte. Datzelfde geldt voor de hoofdpersonen, misschien wel juist omdat je de hele geschiedenis afwisselend via het perspectief van de beide hoofdpersonen leest en de hoofdpersonen in de loop der jaren zo op elkaar zijn gaan lijken dat ze bijna inwisselbaar zijn. Wel weet de auteur op een mooie manier in de laatste hoofdstukken naar een bevredigend en zelfs ontroerend einde toe te schrijven.
Willem Verf – It swijen net wurdich (2008)
Willem Verf (1949) debuteerde in 1982 met de roman It bliuwt pielen, waarvoor hij in 1980 al de Rely-Jorritsmaprijs gekregen had. In 1984 verscheen een verhalenbundel en in 1987 zijn tweede roman. Vijftien jaar na zijn laatste boek, het Friese boekenweekgeschenk van 1993, verschijnt deze ambitieuze roman van Verf, oud-lid van de Provinciale Staten van Friesland voor Groen Links en directeur van een welzijnsstichting in Leeuwarden.
Het verhaal komt langzaam, maar intrigerend op gang. Minutieus beschrijft Verf in de eerste helft van de roman vier dagen in maart, waarin we de hoofdpersonen leren kennen. In hoofdstukken waarin telkens het perspectief wisselt, maken we kennis met Job Haalstra, haast zeventig. ‘Stille Job’ wordt hij wel genoemd, omdat hij zich na de dood van zijn vrouw wat afzijdig gehouden heeft van de maatschappij. Maar nu wil hij weer meedoen. Net overigens als zijn 32-jarige dochter Nynke, die na zeventien jaar zwijgen besluit weer te gaan praten.
Daarna komt de vaart er flink in. In een paar maanden tijd volgen een dramatische actie van Germ, een zoon van Job en strijder voor de Friese identiteit, de verstoring van een rechtse politieke bijeenkomst met dodelijke afloop waarbij de andere zoon van Job en diens vrouw betrokken zijn, plus een ludieke actie tegen de macht van het geld van Job zelf. Dat lijkt veel, zeker als je bedenkt dat de beschreven actievoerders familie van elkaar zijn en ook nog allemaal hun persoonlijke problemen hebben.
Toch weet Verf het verhaal geloofwaardig te houden, door enige relativering via de personages zelf en doordat de maatschappelijke en persoonlijke problemen ook niet allemaal al te zwaar worden aangezet en ook niet allemaal zomaar even opgelost worden. Het is ook Verfs verdienste dat de roman zowaar troostrijk genoemd kan worden, zonder overigens al te sentimenteel te worden, omdat de hoofdpersonages erin slagen trouw te blijven aan zichzelf en hun idealen. Enige sentimentaliteit ligt, net als een al te grote rol van het toeval, wel op de loer, maar Verf weet maat te houden. Dat ‘verbeelding aan de macht’ soms wél kan en dat een geslaagde roman ook een (redelijk) goede afloop kan hebben, bewijst dit nieuwe boek van Willem Verf.
Willem Verf – De neisimmernacht fan Sjoerd en Eppy (1993)
Sjoerd, sinds kort AOW’er en na de dood van zijn vrouw teruggetrokken levend, gaat voor het eerst weer op stap, naar het openluchtspel van Jorwert. Daar ontmoet hij de bijna even oude Eppy. Na het toneelstuk gaat hij met haar mee en ze vertellen elkaar over hun leven. Sjoerd heeft het over de dood van zijn vrouw, Eppy vertelt dat ze als meisja verloofd is geweest met iemand die in Indië is omgekomen, en sindsdien alleen is gebleven. Hoe later het wordt, hoe meer ze naar elkaar toe worden getrokken.
De novelle is opgebouwd uit korte stukjes, waarin het perspectief afwisselend bij Sjoerd en Eppy ligt. Dat is een eenvoudige, doeltreffende manier om de lezer te informeren en wat spanning in het verhaal te brengen. De novelle is het Friese boekenweekgeschenk, wat betekent dat het voor een groot publiek toegankelijk moet zijn. Verf is daar zeker in geslaagd, al komt het verhaal enigszins traag op gang. Vanaf het moment dat Sjoerd bij Eppy thuis zit, wordt het verhaal suggestiever, wekt het nieuwsgierigheid op, al zakt de spanning in de laatste hoofdstukjes weer weg.
Willem Verf – Tiid fan libjen (1987)
Werkloze leraar Eelke gaat voor een kennis met een vrachtauto naar Duitsland. De auto gaat kapot en Eelke blijft in Oost-Friesland achter, waar hij de feministische Gretchen ontmoet. In een schuur achter de woning van haar oma blijkt een rechts-extremistische organisatie plannen te maken voor terreuracties. Eelke en Gretchen roepen de hulp in van een politieman en na een paar spannende scènes wordt de terroristengroep ten slotte opgepakt. Een man ontsnapt echter en die plaatst een bom in de auto van Gretchen.
De roman leest in het begin vlot weg, maar in het midden is de vaart er wat uit. Gelukkig komt tegen het eind de spanning weer volledig terug. Herinneringen van Eelke en Gretchen aan de rol van hun ouders in de oorlog zitten logisch in de roman geweven. Het aftakelingsproces van de moeder en oma van Gretchen is soms wat minder functioneel. De vertelwijze, personaal met wisselend perspectief, werkt soms bevorderlijk, soms ook remmend voor de opbouw van de spanning. Deze tweede roman van Verf is nog niet geheel geslaagd, maar is zeker zeer lezenswaardig.