Ype Poortinga

poortingaYpe Poortinga – De ring fan it ljocht. Fryske folksferhalen.Twadde printinge. Nije biblioteek. 2010 (1e pr. 1976)
Ype Poortinga (1918-1985) verzamelde in de beginjaren zeventig in Friesland volksverhalen, legenden en sprookjes, en legde die op band vast voor de Fryske Akademy. Hij publiceerde de verhalen, met behoud van de volkse toon waarmee ze verteld waren, in zeven dikke delen. In de reeks ‘Nije biblioteek’ (een samenwerkingsproject tussen Tresoar, DBNL en uitgeverij Elikser; zie Sirkwy) is het eerste deel nu ongewijzigd (‘fotografisch’) herdrukt. Het bevat 297 verhalen, in lengte variërend van een kwart bladzij tot acht bladzijden met tekeningen van G. van der Meer. Het zijn wonder- en toversprookjes, legendesprookjes, novellesprookjes, humoristische verhaaltjes over domme of slimme mensen, over Dokkumers en over Duitse arbeiders die gras kwamen maaien, dierverhaaltjes en leugenvertelsels. In een nawoord licht de auteur zijn werkwijze toe. Zo heeft hij de eigen stijl van de mondelinge vertellers (woordgebruik en verhaaltrant) zoveel mogelijk behouden. In de ‘aantekeningen’ staan alle vertellers en het typenummer van het verhaal naar het internationale coderingssysteem voor sprookjestypen van Aarne-Thompson. Wel iets kleinere druk dan het origineel uit 1976. het boek is ook te raadplegen via deze bladzij van Sirkwy.

Ype Poortinga – Elbrich. 3e printinge (1998)

In de tweede reeks van de mooie serie Fryske Klassiken een gebundelde herdruk van de beide delen van Poortinga’s historische roman Elbrich. Het eerste deel verscheen in 1947 en werd door de literaire kritiek, met name door Anne Wadman, goed ontvangen; voor het tweede deel uit 1949 kreeg de schrijver de Gysbert Japicxprijs. Het boek bestaat uit de zogenaamd door Poortinga in 1938 teruggevonden memoires van Alef Aylva. Alef ligt in 1582 op zijn sterfbed en beschrijft de invloed van een ontmoeting met een meisje die in feite zijn leven is gaan beheersen. Sinds die ontmoeting op een pinksterfeest in Bolsward, zoekt hij eerst een vrouw gelijk aan haar, later zoekt hij dit droombeeld zelf. Dat staat een goed huwelijk met bijvoorbeeld Anna Dekama in de weg, al komt Alef behoorlijk in de problemen als hij zijn trouwbelofte aan Anna verbreekt. Op zijn zoektocht naar zijn Elbrich beleeft Alef avonturen in een groot deel van Friesland. Dat Friese land wordt dan ook uitvoerig beschreven. Zoals gebruikelijk geeft één van de editeurs van de reeks korte, maar duidelijke informatie over de schrijver en dit boek, waarbij bronnen, ontstaan, ontvangst en uitgaven (ook Nederlandse vertalingen) besproken worden.

Ype Poortinga – De skat ûnder de parrebeam. Ferhalen út de trije Fryslannen (1987)
Honderden volksverhalen vertelde Ype Poortinga in zijn zeven dikke delen tellend standaardwerk. Vijftig van deze verhalen zijn nu bewerkt voor de jeugd. Bekende (zoals ‘Klaas Keunst’ en ‘De smid fan Earnewald’) en minder bekende (Friese) volksverhalen zijn bekwaam en meeslepend naverteld. Op duidelijke en schijnbaar achteloze manier worden allerlei voor de jeugdige 20e-eeuwse lezer onbekende verschijnselen en gebruiken van vroeger uitgelegd, zonder dat de verhalen daardoor aan vaart verliezen. De oude volksverhalen spelen zich af in ‘ons’ Friesland en in het Duitse Noord- en Oost-Friesland. Van alle drie gebieden is achterin het boek een kaartje opgenomen, zodat opgezocht kan worden waar de verhelen zich afspelen. Bevat vele zwart-witte pentekeningen die de sinistere sfeer van veel verhalen benadrukken. Weinig aantrekkelijk omslag. Geschikt als leesboek in het onderwijs mede door de bloemrijke taal, zeker, maar ook als ‘gewoon’ leesboek voor de jeugd is het de moeite waard.

Ype Poortinga – Hûndert pûn klûntsjes en in karre fol lytsjild. Fryske folksferhalen diel 7 (1982)
Dit is het zevende en laatste deel van de zeer verzorgd uitgegeven serie Friese volksverhalen, rijkelijk voorzien van bijpassende tekeningen van Hubertus de Jong. Behalve uit de verhalen opgetekend uit de volksmond, heeft Poortinga gekozen uit oudere teksten uit tijdschriften en dergelijke. Zoveel mogelijk is gezocht naar verhaaltypen die nog niet veel aan bod geweest zijn. Het eerste verhaaltype in dit deel zijn de wonder- en legendesprookjes, waaronder ‘It gouden earmbantsje’, bedoeld om iemand in een gezelschap flink te laten schrikken. Dan volgen de novellesprookjes, dierverhaaltjes en oorsprongverhalen, leugenverhalen en sagen en legenden. Bij de sagen en legenden is ook ‘De stiennen ûlebuorden’, één van de weinige berijmde stukken. De laatste afdeling ‘zijn de fleurige verhaaltjes, met dominees- en pastoorsverhalen en de zg. ‘poepeteltsjes’. Een heerlijk lees- en voorleesboek met 338 in prachtig Fries geschreven volksverhalen.