Willem Abma – In Ierse nimf (2003)
De nieuwe roman van schrijver/dichter Abma is mooi opgebouwd. In het laatste hoofdstuk vat de ik-figuur in 2003 samen wat hij in de loop der jaren geleerd heeft, maar het verhaal begint in 1953, als hij, elf jaar oud, stiekem naar een kermis in een buurdorp gaat. Dat is het tweede hoofdstuk, want het eerste speelt zich, net als de meeste andere hoofdstukken, af in 1993, als de ik-persoon een reis maakt naar Ierland. Het begin van de liefde voor Ierland ligt in 1963 (4e hoofdstuk) als hij in Groningen zeer kort kennis maakt met de Ierse straatdichteres Joan. Ook 1973 en 1983 (hoofdstuk 6 en 8) zijn belangrijke jaren. Centraal in het boek staat het schrijven. Van proza: in 1983 komen kritieken op Abma’s derde roman De oantaasting en voltooit hij de vierde roman De roekkat. Maar vooral ook van poëzie, waarbij de schrijver op de laatste bladzij concludeert: het gedicht is een daad, een zingeving; het levert bouwstenen voor identiteit. En daar is hij in het boek naar op zoek geweest, o.a. via die reis naar Ierland dat met zijn landschap, zijn mensen en vooral zijn poëzie prachtig beschreven wordt.
Willem Abma – Kuiers of definysjes fan in ik. Proazagedichten (2000)
Bijna tien romans en een dubbel aantal dichtbundels heeft de Friese schrijver Abma sinds 1970 gepubliceerd. In deze nieuwe bundel staan 44 gedichten, waarvan er één, een bewerking van gedichten van Lars Gustafson, uit acht aparte gedichten opgebouwd is. Het zijn ‘prozagedichten’ volgens het titelblad, wat wil zeggen: veel tekst, soms lange regels, volle bladzijden, maar het is onmiskenbaar poëzie: de indeling, hoe onregelmatig ook, in strofes en vooral de taal waarin de dingen beschreven worden: soms korte, stamelende zinnen en heel beeldend. In de gedichten wordt een hij-figuur beschreven die door een weidelandschap wandelt. Koeien duiken regelmatig op, lijken de man wel steun te geven, want de toon va de gedichten neigt behoorlijk naar het melancholieke, getuige de trieste woorden uit een Stabat Mater van Pergolesi. De man doet ook meer dan alleen wandelen, hij wordt met zichzelf geconfronteerd en zo zijn de uiterlijke wandelingen nog meer een zoektocht naar zijn innerlijk. Abma geeft met deze beheerste en inhoudelijk rijke bundel een nieuw indrukwekkend bewijs van groot dichterschap.
Willem Abma – Freonen ûnder elkoar. (1993)
Na de serie ontwikkelingsromans over Heerd Hissema slaat Abma met dit boek een nieuwe weg in. De hoofdpersoon, Teade Reitsma, is godsdienstleraar op een middelbare school. Zijn functioneren wordt door het streng christelijke schoolbestuur op nogal karikaturale manier aan de kaak gesteld. De passage waarin het schoolbestuur met de lijst met dertien bezwaren komt (punt één: op zondag in korte broek in de tuin werken), is het humoristische hoogtepunt van het boek. Ook karikaturaal is de episode van de verdwijning van een leerlinge, waarvan behalve Teade ook de docent Frans verdacht wordt, die in het weekend een merkwaardige sekte leidt. Heel aardig is ook de ontwikkeling van de vriendschap tussen Teade en zijn vakcollega Jansma. Het humoristische karakter van het boek wordt soms wat te niet gedaan door de perspectiefwisseling. Nu eens zien we het verhaal door de ogen van Teade, dan weer door die van de schoolpsycholoog Kruinen. Dat lijkt meer een literaire truc dan een noodzakelijkheid.
Willem Abma – It byldsje: mei brieven oan Priscilla. (1988)
Na De oantaasting (1983) en De roekkat (1986) is dit de derde roman over Heerd Hissema. Hoewel het boek los van die eerste delen kan worden gelezen, wordt vooraf een samenvatting daarvan gegeven. Heerd gaat na zijn middelbare-schooltijd op kantoor werken bij een garage. Het beeldje van de titel krijgt hij van zijn vader, als hij het ouderlijk huis verlaat om op kamers te gaan wonen boven de garage. Tegen het beeldje, dat hij Orfeus noemt, kan hij zich uiten, voornamelijk over zijn onvermogen om contacten te leggen. De relatie met Letty wil van beide kanten maar niet vlotten; met de beeldhouwer Hans raakt hij in gevecht. In het tweede deel van het boek maakt Heerd een reis naar Hamburg met de pooier Walle. Zelfs daar lukt het hem niet om contact met een hoer te maken. Aan het eind van het hoek zit Heerd in Rome en schrijft vandaar brieven naar de oudere mevrouw Steensma; als hij thuis komt liggen die brieven op zijn deurmat. Zoals gewoonlijk zit dit boek van Abma weer vol met symboliek, christelijke en klassieke, wat het goed begrijpen van dit in wezen eenvoudige verhaal moeilijker (maar ook spannender) maakt.
Willem Abma – De roekkat. (1986)
Deze vierde roman van Abma is het vervolg op De oantaasting uit 1983, maar kan goed los daarvan gelezen worden. Werd in De oantaasting de lagere-schoolperiode van Heerd Hissema beschreven, in De roekkat zien we Heerd op het gymnasium. Als gevolg van een psychische tik (in feite veroorzaakt door het Gereformeerde-Bondersmilieu waarin hij opgroeit) praat hij thuis niet, maar bij een ouder echtpaar, en later op school, wel. Heerd komt in de stad bij een visverkoper in de kost, maar moet na een paar jaar vertrekken omdat de man en diens vrouw hem een beetje vreemd blijven vinden. Vrienden heeft Heerd niet. Wel probeert hij, tot twee keer toe, met een oudere vrouw seksueel contact te krijgen. Hoewel hij goed kan leren, zakt hij voor zijn eindexamen, doordat hij het laatste jaar teveel met zichzelf is bezig geweest. Afgezien van enkele onwaarschijnlijke zaken (zoals de spiritistische seance) is dit een overtuigende roman over een vreemde jongen die, misschien meer dan de gemiddelde puber, met allerlei (geestelijke) problemen worstelt.
G. Willem Abma – Dieden. Gedichten (1986)
Vanaf 1970 publiceerde (Gerben) Willem Abma tien dichtbundels onder het pseudoniem Daniël Daen. De nieuwe bundel, onder eigen naam, bevat vrijwel alleen sonnetten. Maar niet alleen de vorm, ook de inhoud is anders dan het vroegere werk. In de eerste van de vier afdelingen worden stadia in de ontwikkeling van de mens beschreven, in de tweede enkele overledenen herdacht, waarbij vooral het gedicht voor Etty Hillesum aangrijpend mooi is. De laatste regel ‘mar bleaun har geast, sil ûnder ús bestean’ is er een duidelijk voorbeeld van dat deze poëzie minder zwaarmoedig is dan die in vorige bundels. Dat is ook te zien in de laatste twee afdelingen. In de derde (‘ôfskie’) gaat het dan wel over een scheiding, maar in de vierde (Heechsân) over een nieuwe liefde. In het laatste sonnet, ‘De died’, wordt met de liefdesdaad door de geliefde een nieuw bestaan gewonnen. De dichter lijkt rustiger, volwassener te zijn geworden, zonder dat dat afbreuk doet aan zijn altijd verrassende creativiteit. Daardoor kan hij een nog groter lezerspubliek bereiken dan hij onder pseudoniem deed.
Daniél Daen (=G. Willem Abma) – Nachtfeest. Gedichten (1982)
Dit is de tiende dichtbundel van Daniél Daen (pseudoniem van Gerben Willem Abma). Enkele gedichten zijn al eerder gepubliceerd in Trotwaer. Daaronder ‘De deade dichter’ waarin Daen nogal wrokkig constateert dat dode dichters in Friesland meer waardering krijgen dan levende. Er spreekt veel begrijpelijk pessimisme uit de bundel. Thema’s als onmenselijkheid, eenzaamheid en de onmogelijkheid tot goed contact van mensen komen in veel gedichten voor. Ook het bij Daen bekende thema van het vastzitten aan normen van je milieu is hier weer aanwezig. De meeste gedichten zijn bij eerste lezing goed te begrijpen, hoewel je Daen onrecht zou doen als je over bepaalde regels niet even langer nadenkt. Onverwachte wendingen maken de gedichten ondanks de zwaarmoedige inhoud soms wat lichtvoetiger, hoewel soms ook cynischer. Al met al prachtige gedichten in een bundel met een goed uitziend omslag.