Theun de Vries – Alles begjint by de dingen / Alles begint bij de dingenSelectie, geautoriseerde vertaling en nawoord Jabik Veenbaas (Amsterdam, Querido, 2004)
Theun de Vries (1907), bekend door zijn Nederlandstalige historische romans (P.C.Hooftprijs 1962), dicht sinds de zeventiger jaren ook, in het Fries. Het is een klein oeuvre, zo’n 70 gedichten, verspreid over vijf dichtbundels. Daarvan heeft Jabik Veenbaas nu terecht iets meer dan de helft uitgekozen en voorzien van een door de auteur goedgekeurde Nederlandse vertaling. In een kort nawoord, waarin hij zonder bronvermelding gebruikt maakt van een artikel van De Vries zelf uit 2001, beschrijft hij de relatie van De Vries met het Fries en typeert diens poëzie: een ouder wordende man spreekt zich via concrete aardse zaken uit voor het leven en wordt grimmiger als hij beseft dat hij gaat verliezen. Het zijn prachtige gedichten waarin de dichter soms teruggaat naar zijn jeugd in Friesland. Hoewel er veel weemoed zit in de gedichten, zijn het geen zoete, nostalgische mijmeringen. Ook gedichten waarin het verdriet over het verlies van een geliefde beschreven wordt, zijn niet zomaar emotioneel, maar de lezer wordt door de kracht van de taal en de beelden als het ware gedwongen mee te lijden.
Theun de Vries – De soldaat dy’t weromkaam Oersetting fan Dick Eisma (2003)
Toen ik (voor de tweede keer) in de laatste klas van de middelbare school zat, werd ik gegrepen door literatuur: mijn toenmalige leraar Nederlands nam boeken mee van Jan Wolkers en liet dichtbundels zien van Roland Holst die net als hij in Bergen woonde. Ik ben toen rijp en groen gaan lezen en één van de schrijvers die me vanaf het begin af aan boeide, was Theun de Vries, vooral met Stiefmoeder aarde. Eenmaal Nederlands studerend begreep ik al gauw dat ik dat niet te veel moest laten merken, want Theun de Vries kon echt niet, hoewel hij in 1962 de P.C. Hooftprijs had gekregen. Het is enigszins begrijpelijk in een tijd waarin het experiment voorop stond en waarin één ding in ieder geval niet mocht: een goed, spannend verhaal vertellen. Maar ik ben Theun de Vries blijven lezen en zijn boeken passen al lang niet meer op één plank in mijn boekenkast.
Gedichten schreef en vertaalde Theun de Vries al vaker in het Fries. Bij uitgever Lykele Jansma in Buitenpost onder andere verschenen oorspronkelijke Friese gedichten van De Vries in Earst en lêst (1977). Prachtig werk deed De Vries door Le bateau ivre (1871) van Rimbaud zowel in het Fries als het Nederlands te vertalen (Arthur Rimbaud – It dronkene skip/Het dronken schip. Amsterdam, 1987). Bij de Triona Pers te Groningen verscheen in mei 2000 van De Vries een vertaling van het lange gedicht In tongen van Pieter Boskma: Yn tongen. Andersom deed De Vries het ook: hij vertaalde In memoriam van D. A. Tamminga in het Nederlands.
En nu is er ook proza van deze rasverteller in het Fries en dat is mooi nu er van 28 juni tot en met 7 september 2003 in het Letterkundig Museum in Den Haag een overzichtstentoonstelling is “over het leven en werk van één van Nederlands meest productieve en veelzijdige auteurs”, zoals het Letterkundig Museum zegt. De Friese roman is niet oorspronkelijk in het Fries geschreven, maar vertaald uit het Nederlands, door Dick Eisma: De soldaat dy’t weromkaam (bij de Friese boekenclub ‘Kristlik Fryske Folksbibleteek’).
Het verhaal ‘De soldaat die terugkwam’ werd geschreven in 1978-1979 en voor het eerst gepubliceerd in De blinde Venus. Twee romances (1980). Het is gebaseerd op originele Franse processtukken uit de 16e eeuw. De Franse jurist François de Pitaval (1673-1743) uit Lyon gaf een zeer omvangrijke verzameling uit van merkwaardige processen. De Duitse dichter Friedrich Schiller zorgde aan het eind van de 18e eeuw voor een Duitse vertaling. Begin 20e eeuw verscheen daarvan een bloemlezing. Uit deze Duitse bloemlezing haalde Theun de Vries de basis voor het verhaal over Martin Guerre.
In de ‘romance’ van De Vries verhuist de jonge Martin Guerre met zijn ouders van de Franse Atlantische kust van Biskaje landinwaarts, naar Query. Zijn vader hoopt daar een bestaan als wijnboer op te bouwen. Omdat dat niet goed lukt, moet Martin op elfjarige leeftijd trouwen met Bertrande de Rols, die een belangrijke bruidsschat meekrijgt.
Martin ontwikkelt zich tot een onbehouwen, ruwe gast, die niets van zijn vrouw moet hebben. Hij zwerft veel rond, stroopt en doet verder niet veel. Tot na zijn achttiende verjaardag raakt hij zijn vrouw ook niet aan. Pas nadat hij met Bertrande en zijn zus en haar man naar de jaarlijkse kermis is geweest, ontspint zich iets van huwelijksleven, hoe grillig ook, zodat Bertrande eindelijk zwanger raakt. Er wordt een zoon, Sanxi, geboren. Op een ochtend is Martin plotseling verdwenen, nadat hij een behoorlijke som geld van zijn vader gestolen heeft. Als Martin na een jaar nog niet terug is, krijgt Bertrande steeds vaker last van mannen die haar belagen, maar daar gaat ze niet op in.
Op een gegeven moment komt er een man die zegt dat hij Martin kent. Hij zou in het leger in de oorlog gevochten hebben, waarbij hij zijn linkerbeen kwijtgeraakt is. Maar na tien jaar weggeweest te zijn komt Martin Guerre weer thuis, met twee gezonde benen en behoorlijk veranderd. Hij is hoffelijk, zorgzaam en lijkt al zijn ruwe kanten kwijt te zijn. Niet iedereen in het dorp vertrouwt hem, vooral niet als hij erop staat zijn deel van de erfenis van een oom te ontvangen.
Na een fikse ruzie in het dorp komt er zelfs een proces waarin een onderzoek gedaan wordt naar zijn identiteit. Vlak daarop komt er iemand met één been in het dorp die beweert dat hij Martin Guerre is. Dan volgt in 1560 het geruchtmakende proces waarin vastgesteld wordt wie de ware Martin Guerre is.
De soldaat dy’t werom kaam is een prima voorbeeld van de manier van werken aan een historische roman van Theun de Vries, want in veel historische romans (Baron (1987) bijvoorbeeld) doet hij niet anders: hij kiest een half-historisch personage, maakt gebruik van de historische gegevens, maar kan het karakter van het personage wel zelf inkleuren. Daarbij is er altijd de strijd tussen goed en kwaad en vooral in de latere boeken is niet zo makkelijk uit te maken wat (of wie) goed is of kwaad. Ook in De soldaat dy’t weromkaam is de lezer ongetwijfeld sterk geneigd om veel sympathie te hebben voor een bedrieger.
Zoals in zoveel van zijn historische werk lijkt De Vries moeiteloos een andere tijd en een andere cultuur op te roepen. Het Frankrijk van de zestiende eeuw komt helemaal tot leven: het ruwe dorpsleven, het ploeteren van de boeren, de machteloosheid van een vrouw als Bertrande, die het er toch niet bij laat zitten en doet wat zij kan. Wat gunt de lezer haar succes in haar streven naar een beetje geluk in het harde bestaan en hoe frustrerend voor haar blijkt de gerechtigheid uiteindelijk te zijn, al is dat niet helemaal de schuld van de Franse justitie.
De Vries noemde De soldaat dy’t weromkaam in de bundel De blinde Venus een romance: een lyrisch gestemd verhaal, vaak met een onverwacht slot en elementen als liefde, trouw, dood, verlatenheid en een onontkoombaar lot. Dat alles zit inderdaad in het verhaal. En zoals het een ‘blinde Venus’ betaamt, treft de vrouw hier het noodlot: eerst heeft ze een man die haar negeert en vervolgens verlaat, daarna een zorgzame, lieve man die een bedrieger blijkt te zijn. Ook in de Friese vertaling, die soms wat stijver is dan het origineel, is het een meeslepend verhaal, waaraan je goed kan zien met wat voor een verteller we te maken hebben.