Toon Tellegen – Teltsjes fan Tellegen. Alventritich bisteferhalen (2017)
Oersetting: Anne Tjerk Popkema. Yllustraasjes: Douwe Dijkstra
Het eerste verhaal van deze Friese vertaling van dierenverhalen van Toon Tellegen laat meteen goed zien wat deze verhalen zo mooi maakt. De verhalen van Tellegen hebben namelijk hun eigen stijl en logica: alles lijkt te kunnen, afstanden lijken niet te bestaan en hoewel het nacht wordt en dag, lijkt ook de tijd verder nauwelijks te bestaan.
Het verhaal begint zo: “It wie nacht. De bisten sliepten. De iikhoarn heech yn ‘e bûkebeam, de kikkert op in pompeblêd, de oaljefant ûnderoan de iik, de ychel yn it ûnderhout bij de râne fan ‘e bosk, de kamiel yn ‘e woestyn, de walfisk midden yn de oseaan, allegearre sliepten se.”*
Dan horen ze allemaal de leeuw brullen, in de steppe, en dat stopt niet. Daarom schrijven ze hem een briefje, ondertekend door ‘Iedereen’. De dieren krijgen een briefje terug, in trillerig handschrift geschreven, waarin de leeuw schrijft dat hij niet kan ophouden met brullen en hulp nodig heeft. Dan besluiten ze om met zijn allen naar de leeuw te gaan en ze treffen hem niet alleen brullend, maar ook snikkend aan. Met zijn honderden om hem heen roepen ze zo hard mogelijk: “Hâld op!”
Dat helpt. “It wie as waard it gebrul fan de liuw mei in reuseftige hân beetpakt en knakt as in toarre reidstâle yn ‘e hjerst.”** De leeuw is opgelucht en sluipt weg tussen het gras van de steppe. De andere dieren gaan naar huis, vallen in slaap nog voordat de zon opgaat en slapen tot laat in de morgen.
Dit is een van de drie verhalen van Toon Tellegen die niet eerder gepubliceerd zijn. Een ander niet eerder gepubliceerd verhaal gaat over een ontmoeting van de kreeft en de zwaan, die tevergeefs proberen iets te bedenken waar de kreeft níet boos over wordt en de zwaan wél. In het derde verhaal helpt de mus (helaas staat in het begin van het verhaal per ongeluk één keer “mûs” in plaats van “mosk”) het wild zwijn hoe hij zijn muts moet dragen.
De andere 38 verhalen (er staan ‘elfendertig’ verhalen in dit boek) zijn geplukt uit de honderden verhalen in de twee grote verzamelbundels van Tellegen, Misschien wisten zij alles en Iedereen was er. Het zijn soms haast klassieke, licht filosofische verhalen over aandoenlijke en tegelijk humoristische ontmoetingen van dieren. Zoals het verhaal van de olifant die uit de lindeboom valt door het dak op de tafel van de egel – in de wereld van de dieren van Toon Tellegen is dat allemaal heel logisch. De egel houdt zich stil, waarop de olifant zich erover beklaagt dat het hem weer moet overkomen om op zo’n ongezellige, eenzame plek terecht te komen. Als hij weg is en keurig een excuusbriefje heeft achtergelaten, gaat het regenen. Alles wordt nat, wat de egel een nog eenzamer gevoel geeft.
Tellegen gebruikt over het algemeen een eenvoudige taal en een enkele keer wat poëtische beeldspraak. Dat zal de vertaler niet voor heel grote problemen gesteld hebben en de Friese versies lezen al net zo gemakkelijk als de Nederlandse. De verhalen zijn altijd kort, maximaal twee bladzijden. Binnen die twee bladzijden wordt een vaak ontroerende en soms verrassende wereld geschetst waarin de dieren een avontuur beleven, feest vieren, zich verwonderen, verdriet hebben en bijna altijd elkaar kunnen troosten.
Tellegen is een meester in het weglaten, wat bijvoorbeeld wel heel duidelijk wordt in het verhaal waarbij de tor en de kever elkaar over een weer brieven schrijven. Over de inhoud van die brieven krijgen we niets te lezen, we zien alleen telkens de reacties van de beide dieren en de wat tragische afloop deze keer, als de tor de laatste brief van de kever niet leest. Die wacht ten slotte, onder de populier, vergeefs op antwoord.
Het boek is bijzonder fraai uitgegeven, wat we inmiddels wel gewend zijn van uitgeverij Regaad. De eerste woorden van de eerste zin van het verhaal zijn, zoals gewoonlijk bij Tellegen, in grote letters afgedrukt en fungeren als titel. De meeste verhalen staan met groene letters op witte bladzijden gedrukt, waarbij bijvoorbeeld briefjes een rode kleur krijgen. Enkele verhalen zijn afgedrukt met witte letters op donkerbruine bladzijden. Maar vooral: bij elk van de 41 verhaaltjes staat een kleurenillustratie van Douwe Dijkstra. En die voegen, meer dan gewoonlijk de illustraties van Mance Post bij de oorspronkelijke verhalen, nog wat toe ook. Zo hebben het nijlpaard en de neushoorn die elkaar op een bospaadje tegenkomen heel grappig allebei een groene rugzak op hun rug, terwijl die in het verhaal helemaal niet voorkomen. Bij het verhaal dat begint met “Op in dei woe de slang him yn tûzen bochten wringe” vult de rood-groen-zwartgeblokte in elkaar gedraaide slang vrijwel de hele pagina en zo kun je wel doorgaan.
Van deze 41 dierenverhalen van Toon Tellegen in de Friese vertaling van Anne Tjerk Popkema en met de illustraties van Douwe Dijkstra is dankzij de boekverzorging van Peter Boersma een prachtige uitgave gemaakt. Kinderen van een jaar of tien kunnen daarvan genieten, en menig volwassene kan dat trouwens ook.
* (Omdat Google Translate hier niet veel van bakt:) Het was nacht. De dieren sliepen. De eekhoorn hoog in de beukenboom, de kikker op een blad van de waterlelie, de olifant onderaan de eik, de egel in het kreupelhout bij de bosrand, de kameel in de woestijn en de walvis midden in de oceaan, allemaal sliepen ze.
** Het was alsof het gebrul van de leeuw met een reusachtige hand vastgepakt en geknakt werd als een dorre rietstengel in de herfst. (Voor de liefhebbers, hier maakt Google Translate van: “Het was alsof de leeuwenbegraafplaats met een handige hand was gewikkeld en in de herfst klopt als een moeilijke deur.”