Steven Sterk – De midden en de beide einen (2012)
Boekverkoper, uitgever en galeriehouder Steven Sterk (1958) publiceerde in 1985 een Friese (verzamel)dichtbundel. In 2004 debuteerde hij als romanschrijver en nu komt hij met een autobiografische verhalenbundel. In vijftien verhalen geeft de auteur een mooi overzicht van diverse periodes uit zijn leven. Meteen al in het eerste verhaal schrijft hij met een aanstekelijk enthousiasme over zijn liefde voor eilanden, een schilder als Benner of middeleeuwse miniaturen. Hij doet dat in een zwierig verhalend Fries dat leest als een trein, zonder ook maar enige poging te doen om die taal op ‘moderne spreektaal’ te doen lijken. Maar ja, Sterk is een romanticus, zoals hij in dat verhaal veelvuldig als een ironische mantra herhaalt.
In het tweede verhaal slaat hij een andere toon aan. Het is een mooi ingetogen geschreven relaas over zijn vriendschap met de in 2006 overleden schilder Sjoerd Janzen. Het verhaal is net zo ontroerend als dat over de geboorte van zijn dochter na de moeilijke zwangerschap van zijn vrouw. Heel anders prachtig is het verhaal van zijn jeugd in Sloten, waar hij als jongetje met een vriend meestal in het veld is en met een vriendje een clubje opricht: de SBB, de Slotemer Vogelbescherming.
Er zit flink wat humor in deze verhalen, bijvoorbeeld in het verhaal over de rommelmarkten die aankomend boekverkoper Sterk afstruint om goedkoop aan boeken te komen. Op klompen, en dan ook nog gele, Gelderse klompen, omdat hij die als jongetje ook droeg. Hij merkt wel dat hij de boeken meestal wat goedkoper kan krijgen, omdat de verkopers hem aanzien als een wat zielig boertje.
Het boek is niet chronologisch opgebouwd. Een verhaal van een zeereis in Turkije in 1996 wordt gevolgd door verhalen die zich in de jaren tachtig afspelen, waaronder ‘Aksje!’ over het actievoeren ten behoeve van het Fries en de autonomie van Friesland. Daarna komt een verhaal over de familiegeschiedenis van Sterk vanaf het eind van de 18e eeuw, dat te maken heeft met de ansjovisserij. Overigens maakte dat verhaal op mij de minste indruk, misschien wel omdat Sterk daar zelf nauwelijks het hoofdpersonage is.
Ook binnen een verhaal kan de auteur alle kanten opschieten. In een verhaal over pogingen om op volwassen leeftijd zijn eerste kippen te slachten gaat het ook over hoe hij als jongetje van één jaar elke dag naar het kippenhok liep om te zien of er al een ei was. Het verhaal waaiert vervolgens uit naar het slachten van eenden, schapen en reeën en naar de jacht in het algemeen. Maar net zo gemakkelijk springt de auteur, nog steeds in hetzelfde verhaal, naar het vinden van dode hazen in zijn jeugd of naar het doodrijden van een zwaan; hij somt titels op van 17e-eeuwse stillevens met uitbeeldingen van eten erop of hij houdt een tirade over het vegetarisme. Bij die uitval doet hij overigens niet veel moeite om genuanceerd over te komen, zoals hij dat ook niet doet bij uitvallen over bijvoorbeeld regelgeving door de overheid. Hoe ongenuanceerd een dergelijke uitval ook mag zijn, vermakelijk is zo’n passage vaak wel.
Soms gaat een verhaal verder dan een autobiografische beschrijving. In een verhaal over politiek vertelt hij over zijn bemoeienis met de FNP, waarvan Sterk in de jaren tachtig secretaris is geweest. Behalve over zijn eigen inbreng doet hij ook een aardig boekje open over het reilen en zeilen binnen die partij. Uiteindelijk leiden de perikelen in de loop van 1988 tot letterlijk slaande ruzie en tot zijn afscheid van de partij.
De verhalen zijn geschreven in een uitermate levendig Fries en gaan zowel over de zakelijke kanten als over het privéleven van Steven Sterk. Sterk vertelt over zijn fascinaties voor kunst en andere culturen, over politiek en idealen en over vriendschap. Hij laat zien wat hem gevormd heeft en hoe hij in de loop der jaren veranderd is: geleerd van het leven, van positieve en negatieve ervaringen en dus ook van mensen die hem geholpen of benadeeld hebben. Hoe hij ook een man van de wereld geworden is, in zijn hart is hij een dorpsjongen gebleven en daar kan hij bevlogen over schrijven.
Steven Sterk – Regaad yn ‘e himel (2004)
In de proloog van de debuutroman van boekverkoper Steven Sterk (1958) kijkt Andrys van der Keur terug op zijn begrafenis. Andrys is een streng gereformeerde man en als hij in de hemel komt, ziet die er anders uit dan hij zich voorgesteld heeft. God bestaat niet of is er vandoor en de hemel wordt bestuurd door Petrus, Johannes en Bismarck. Die vergaderen met de andere leden van het hemelbestuur niet altijd even zakelijk en het belangrijkste van de vergaderingen is het verschijnen van de jeneverfles. Andrys besluit orde op zaken te stellen om de hemel wat strenger christelijk te maken. Met alle clichés over de verleidingen van de macht krijgt Andrys te maken en hij blijkt ook maar een gewoon mens te zijn. Al gauw drinkt hij even hard mee, hij krijgt een maitresse en hij is nietsontziend in zijn streven naar macht. Dat loopt uiteraard verkeerd af en Petrus en Bismarck nemen uiteindelijk de macht weer over. ‘Regaad yn ‘e himel’ is vaardig geschreven, bij vlagen humoristisch en licht satirisch en leest daardoor, als het onderwerp je tenminste aanstaat, over het algemeen plezierig.
Steven Sterk – Ier wurk (1985)
Deze debuutbundel van Sterk laat heel persoonlijke, directe en makkelijk leesbare poëzie zien. Zonder zich achter mooie woorden of vormen te verschuilen lijkt de dichter allerlei ook voor anderen herkenbare gevoelens van hartstocht op een soms wat cynische manier van zich af te schrijven. Gedichten die romantisch, sentimenteel of verhalend beginnen, kunnen in een laatste strofe een heel cynisch slot krijgen, zoals in ‘Ik stek de kearsen oan’, waarin aanvankelijk een romantisch-sentimenteel beeld geschetst wordt van de ‘ik’ die alleen op zijn kamer zit met wijn bij kaarslicht en die ten slotte naar bed gaat om te dromen ‘oer twa’ (over twee). Of zoals in het gedicht over de doodgereden kievit, waarin aan het slot de automobilist zich druk maakt om de kapotte eieren, waar hij de hele dag naar gezocht had. Dit ‘vroege werk’ van Sterk toont ons heel wat emotie. Is daarom gekozen voor zo’n saai en nietszeggend streepjesomslag van Meinte Walta?