Sietse de Vries – Kûgels foar Kant (2002)
Misdaadromans hebben mij heel lang eigenlijk niet echt kunnen bekoren. De enige misdaadromans die ik tot een paar jaar geleden las, waren die van Jef Geeraerts. Die las ik zelfs gretig, maar ik heb lange tijd gedacht dat dat kwam omdat ik van Vlaamse auteurs hou. Een paar jaar geleden begon ik ook andere Nederlandstalige misdaadschrijvers te lezen: Koos van Zomeren, Theo Capel en Rood & Rood eerst, later Thomas Ross en, vooral, René Appel. En net als de boeken van Jef Geeraerts verslond ik ze. Uitstapjes naar Baantjer aan de ene kant en Nicci French aan de andere kant bevielen helemaal niet, maar dat ik niet van misdaadromans zou houden is een misvatting gebleken.
Toen ik Skriuwersdeiboek van Joop Boomsma in de Friese kast zette, ontdekte ik daar ook weer zijn Friese misdaadromans. Sterker nog: ik had ze zelfs gelezen. Van zijn tweede roman, Kwea jild heb ik in 1989 opgemerkt dat er van ‘dat soort boeken’ niet veel in het Fries zijn. Maar gelukkig zijn ze er wel, ook nu nog.
De misdaadromans van Boomsma, uit 1988 en 1989, hadden ook echt het stempel van ‘misdiedromans’: op de voorkant staat die aanduiding in een cirkel rond een vingerafdruk. Tien jaar later worden de Friese misdaadromans van Sietse de Vries, drie inmiddels, op de voorkant alleen maar aangeduid met de term ‘roman’. Na De boargemaster uit 1989 en De dea fan Nico Dekema verscheen in 2002 Kûgels foar Kant.
Sietse de Vries (13-08-1955, De Tynje) is sinds 1985 journalist en redacteur bij de Leeuwarder Courant. Hij schreef ook een Nederlandstalige thriller De Spelbepaler (2001). Hij is in april 2001 parttime gaan werken om meer tijd te hebben voor het schrijven. Hij put onder andere uit zijn ervaring als rechtbankverslaggever, waar hij constateerde dat negentig procent van de misdaden wordt gepleegd door zielige, domme mannen uit vaak sociaal zwakke milieus. Die misdadigers zijn voor hem psychologisch niet interessant in tegenstelling tot de personages die intelligent genoeg zijn om zich ten koste van een ander te verrijken (aldus de website over Nederlandstalige misdaadschrijvers).
Dat is bijvoorbeeld te zien in Kûgels foar Kant. Degene die we aanvankelijk als misdadiger moeten zien, is een intellectueel die veel en graag filosofeert (over Kant bijvoorbeeld) en bezig is het milieu te redden. Maar uiteindelijk is de echte misdadiger een directeur van een zorgverzekeraar die letterlijk over lijken gaat: een aantal patiënten in Leeuwarder ziekenhuizen overlijdt op mysterieuze wijze. Van de hoofdpersoon, rechercheur Stapensea, weten we al na de eerste twee bladzijden hoe het met hem afloopt: hij wordt begraven en krijgt onder andere een toespraak van de commissaris. Die toespraak is schijnheilig, zo krijgen we te lezen, maar het is in werkelijkheid nog erger. De commissaris wil niet precies vertellen wat er gebeurd is, omdat hij (net als Stapensea’s vrouw ) denkt dat Stapensea zijn werk niet goed gedaan heeft bij het oplossen van twee moorden. De lezer weet na afloop wel beter: alleen Stapensea en de belangrijkste verdachte weten wie de werkelijke moordenaar is van twee vrouwen die uit de Leeuwarden Kalkhaven opgevist worden. Vervelend alleen dat ook die verdachte vermoord is.
Het toeval speelt een grote rol, dat is ook wel inherent aan dit soort verhalen. Het verhaal speelt zich op verschillende plaatsen af, bijvoorbeeld op een restaurantterras waar Stapensea toevallig de verdachte met zijn vrienden treft, en in de woning van de directeur, wiens vrouw een vriendin van Hester Stapensea is. Af en toe verplaatst het verhaal zich ook naar het ziekenhuis, waar een zwager van Stapensea aan een mysterieuze en waarschijnlijk dodelijke ziekte lijdt. Natuurlijk is het toevallig dat Stapensea in zijn privé-leven met dezelfde zaken en mensen te maken krijgt als in zijn werk. Maar De Vries weet de verschillende draadjes van het verhaal vlot aan elkaar te knopen en weet de lezer te boeien. Die lezer krijgt soms best de neiging om de hoofdpersoon aan het spreekwoordelijke jasje te trekken. Stapensea doet af en toe ook wel wat dommig, verblind als hij lijkt door zijn kijk op de wereld en vooral zijn kijk op mensen. Wat dat betreft is deze speurder geen klassieke held. Je zou hem af en toe wel door elkaar willen schudden, als hij zijn vrienden of zijn vrouw of zijn meerdere geen flink weerwoord geeft of zich door hen lijkt te laten inpalmen. En natuurlijk word je steeds nieuwsgieriger naar hoe het zal aflopen en zo moet het ook bij een goede (misdaad)roman.
Is er helemaal niks op deze roman aan te merken? Ach jawel. Het gefilosofeer over Kant en over het milieu is niet altijd even diepgaand; de titel is me te mysterieus en blijft dat irritant genoeg ook aan het eind nog. Maar wat overeind blijft is een vlot leesbare misdaadroman met een interessante plot. En zo zijn er niet veel in het Fries. (november 2003)
Zie ook de recensie van Eric Hoekstra in Hjir.