Pier Boorsma – Net allinne genôch (2005)
Boorsma (1944) is geen productief dichter. In 1971 debuteerde hij met de neidagen fan in keamerhear, in 1979 verscheen een tweede, en pas nu een derde bundel met slechts 19 gedichten. De thematiek is niet veel veranderd, getuige alleen al de titel van het gedicht ‘oer tiid leafde en dea’, want over tijd, liefde en dood gaan veel gedichten van Boorsma. Het motto van Rilke is ook tekenend: ‘Ik ben op de wereld te alleen en toch niet alleen genoeg om elk uur te huilen’. In ‘jierren lyn’ denkt de ‘ik’ aan een boerderijtje van omke K. en omke S. waar ‘de grondvormen van mijn ziel gelegd’ zijn. De beide ooms zijn gestorven, maar ‘aan dat sterven voorbij’ leven ze nog voort in de gedachte van de dichter. Die positieve toon vinden we in meer gedichten, als tegenwicht voor de zwaarte van het vervliegen van de tijd, en de dood. Dat maakt gedichten als ‘in memoriam matris’ en ‘d’âldman’ misschien wel des te ontroerender. Maar ook humor, in bijvoorbeeld ‘de fyts’, en het gebruik van (gepaard) rijm in de verder vrije verzen helpt om van de gedichten, ondanks de thematiek, toch niet somber te worden.
Niet alle gedichten in deze bundel zijn even mooi. In het laatste gedicht, ‘acht tezen oer de tiid’ is nauwelijks iets poëtisch te vinden. In het voorlaatste staan afgrijselijke clichés of was dat misschien bedoeld als (achterhaalde) camp? Gelukkig wordt dat glansrijk gecompenseerd doordat in deze bundel één van de ontroerendste gedichten staat die ik ooit las: ‘psychografy’:
psychografy
myn leaf lyts famke
se leit yn harsels fersonken
nea hat wat fan werkennen blonken
op har ynlik leaf gesicht
binnen de grinzen fan har lichem
sit har wrâld potticht
Se stoareaget wat foar har út
bitter jou ik har in tút
it hat gjin doel
dat ik tsjin har praat
ik bin hjir inkeld rekwisyt
fan har ynderlik klimaat
har antlit is in masker
foar ynderlik bewegen
ik bin ferlegen
taskôger – mei har oan
as ik hoeden neier kom
laket se stom
se komt yn eigen dreamen om