Margryt Poortstra

poortstraMargryt Poortstra – De loads. Roman (1999)

De zesde roman van deze schrijfster is een psychologische roman met als hoofdpersoon Dynke de Vries, een koordirigente van midden veertig. Na afloop van een koorrepetitie zit ze samen met de wat jongere pianist Abel opgesloten in de loods waar gerepeteerd wordt. Dynke en Abel moeten er een weekend blijven en Abel laat Dynke over haar leven vertellen. Ze vertelt over haar strenge opvoeding en de manier waarop ze op haar eigen benen leert staan. Haar oma, haar broertje en veel jongere zusje spelen daar een rol in. In de hoofdstukken over de loods is Dynke de ik-persoon, evenals in de meeste hoofdstukken over haar verleden. Maar soms zijn er hoofdstukjes waarin haar oma aan het woord is. Die oma zit in Dynkes hoofd en het vertellen van de verhalen is een middel om de gebeurtenissen en personen van vroeger uit haar hoofd te zetten. Er gebeurt niet veel in het boek, maar het gaat om de ontwikkeling die Dynke meemaakt en die wordt overtuigend beschreven. Jammer is wel dat de figuur van Dynke niet zo heel erg interessant is, dat maakt de roman soms wat clichématig.

poortstrasoarteswijenMargryt Poortstra – In soarte fan swijen. Ferhalen (1998)

Een nieuwe verhalenbundel van de auteur (1953) die sinds 1975 diverse dichtbundels, kinderboeken, romans en verhalenbundels schreef. Gemeenschappelijk kenmerk van de verhalen in deze bundel is het spreken over gebeurtenissen en gevoelens of juist het zwijgen daarover. Er gebeuren nogal wat aparte dingen in de verhalen, maar door de psychologische opbouw zijn het bepaald geen absurde verhalen. Alles lijkt heel logisch te gebeuren, maar je komt wel wat merkwaardige voorvallen tegen: een jonge vrouw die zich op haar balkon uitkleedt omdat haar demente buurman dat ook doet; een keurige vrouw die op haar zeventigste verjaardag dronken wordt met haar vrouwenclubje; een vrouw die na haar scheiding op bezoek gaat bij haar ex-schoonvader en merkt dat ze verliefd op elkaar zijn. Geen schokkende zaken misschien, maar in de verhalen zit tamelijk veel spanning. Dat komt doordat de personages dingen voor elkaar verzwijgen, maar vooral ook door de zorgvuldige opbouw van de verhalen: ook de auteur geeft niet direct alle informatie bloot. Dat, en de soms seksueel getinte lading maakt het lezen van de verhalen uitermate plezierig. Enkele verhalen zijn eerder gepubliceerd in (literaire) tijdschriften.

poortstraMargryt Poortstra – Eva. Gedichten (1997)

Margryt Poortsta schrijft sinds 1975 romans, kinderboeken en gedichten. De eerste dichtbundel verscheen in 1987 (Krúswetter, zie bovenaan). De vierde dichtbundel van Poortstra, Eva, bestaat uit vier afdelingen. In het eerste deel staan gedichten over de moeder (‘De mem’). Het zijn herinneringen uit de jeugd van een ‘ik’ die een ‘zij’ beschrijft, waarmee een beeld van een vrouw gevormd wordt, die op haar eigen wijs de dingen doet die ze moet doen. De moeder wordt niet op een voetstuk geplaatst, er worden niet alleen maar mooie, lieflijke zaken verteld, en toch lijkt het een ideale moeder.

Het tweede deel heet ‘Eva’, met gedichten over een vrouw die in de oertijd man en kinderen voedt en beschermt, maar net zo goed op house-muziek zou kunnen dansen en die weet dat het niet het einde is, als ze troost nodig heeft omdat ze ‘zijn’ lege ogen gezien heeft.

In ‘Noch siket har hân’ staan zes Bijbelse vrouwen. Dina, de dochter van Jacob, die verkracht wordt; Mirjam, de zuster van Mozes, die ooit eent overwinningslied zong en daar later aan terugdenkt; Rachel, de hoer van Jericho, die de sterke mannen beschermt; Jaël, die een krijger in haar tent doodt met een tentharing; de dochter van Jefta, die door haar vader geofferd wordt (‘Geen man zal in haar lichaam wonen’); Rispa, die de wacht houdt bij haar gedode zoons totdat ze begraven mogen worden. Ik moest voor een volledig begrip van deze gedichten wel eens de Bijbel openslaan, want zonder het verhaal erachter zijn de gedichten in dit deel niet gemakkelijk. Ook uit al deze vrouwen komt een soort oerkracht naar voren; de vrouwen zijn, wat hen ook overkomt, bijzonder sterk.

In de laatste afdeling, ‘De susters’, worden vier modernere vrouwen beschreven en ook deze gedichten zijn prachtig door de inhoud, maar ook door de manier waarop Poortstra de inhoud in poëtische vorm giet. Die vorm, de taal, de beelden, nodigen mij uit om dieper in de gedichten te duiken, waardoor vonken overslaan. Dat geldt zowel voor de Friese versie in de eerste helft van de bundel, als voor de Nederlandse versie die in het tweede deel staat

Opvallend is dat er vaak letterlijk vertaald is en dat de Nederlandse versie nauwelijks onder doet voor de originele versie. Slechts in een enkel geval voldoet de Nederlandse versie mij iets minder, zoals in ‘Syclus’/’Cyclus’, waar het Fries over net even meer synoniemen voor adem/lucht lijkt te beschikken dan het Nederlands. “Zuurstof” klinkt in de Nederlandse versie dan wel erg klinisch of chemisch. Soms lijkt de Nederlandse versie mij net ietsje minder soepel dan de Friese versie, al is dat in sommige gevallen ook goed opgelost door het weglaten van lidwoorden in het Nederlands. Soms ook lijkt het Fries iets klankrijker dan het Nederlands; er staan in het Fries meer alliteraties en assonanties dan in de Nederlandse versie. Overigens is het ook zo dat een enkele keer in het Nederlands een assonantie ontstaat, waar die in het Friese origineel niet zit. In een enkel geval is geprobeerd om het rijm in beide versies overeen te laten komen, zoals bij het sporadisch voorkomende eindrijm, in de laatste regels van ‘Dochter fan Jefta’. Dan wordt opeens gekozen voor een vrije vertaling: de laatste regel luidt in het Fries: “Sy sil gjin man har leafste neame” (rijmt op “streame”) en die is in de Nederlandse vertaling geworden tot: “Geen man zal in haar lichaam wonen” (rijmt enigszins op “stromen”).
Margryt Poortstra – Ferrifeljend gles. (1994)

Na Krúswetter (1987) en Boulân (1990, met Eppie Dam) is dit de derde dichtbundel van Poortstra. De 36 gedichten zijn verdeeld in vier afdelingen. In de eerste afdeling gaat het over weinig krachtige vrouwen, die over het algemeen vast zitten in verleden, sleur of huwelijk. De tweede afdeling is persoonlijker. Ook hier vragen over de dingen die voorbij zijn, de weemoed daarover, over de afstand tussen mensen met het vervliegen van de jaren. Wel is er ook de troost van twee mensen die elkaar in de nacht warmte geven. Dat loopt uit in de derde afdeling waar muziek klinkt omdat een kind vreugde geeft. In de laatste afdeling is de ikfiguur alleen overgebleven en hoewel het nieuwe land, niet meer zo kaal, een tuin van troost geworden is, eindigt de bundel met een requiem en blijven er slechts scherven over. Door de wat simpele beeldspraak en de weinig verrassende thematiek biedt de bundel de echte poëzieliefhebber weinig nieuws, al staan er aan de andere kant heel herkenbare gedichten in.

Margryt Poortstra – Nachtljocht. Boekewikegeskink (1991)

Dit boekje is het derde Friese boekenweekgeschenk, dit jaar geschreven door Margryt Poortstra die al enkele kinderboeken, dichtbundels en een roman op haar naam heeft staan. Het boek is, zoals gebruikelijk, een vlot geschreven verhaal, dat na het lezen van de achterflap een beetje tegenvalt. De ene hoofdpersoon is Greet, verpleegster in een ziekenhuis. We volgen haar een week waarin ze nachtdienst heeft. Ze werkt al zeven jaar in het ziekenhuis en heeft na het lezen van een advertentie plannen om naar een baan in Zwitserland te solliciteren, net op het moment dat haar vriend bij haar komt wonen. Dat levert enige spanning op. De andere hoofdpersoon is mevrouw Duursma, een bejaarde vrouw die na een beroerte in het ziekenhuis opgenomen is. Haar leven is niet zo fleurig geweest, ze heeft ook geen familie of vrienden die haar opzoeken. De ontmoeting tussen beide vrouwen levert minder op dan de achterflap suggereert, maar het boek geeft wel een beeld van een weekje nachtdienst in een ziekenhuis.


Margryt Poortstra – Krúswetter. (1987)

Ruim tien jaar geleden publiceerde Margryt Poortstra enkele romans bij de christelijke KFFB. Met haar poëziedebuut slaat ze nu een andere richting in. Krúswetter bevat 36 gedichten. verdeeld over zeven afdelingen. In de eerste worden enkele dingen uit de kindertijd verteld, in de tweede staan 11 liefdesgedichten. De dichteres toont haar gevoelens van onzekerheid en probeert mooie momenten vast te leggen. Na korte gedichtjes in de derde en gedichten over Bijbelse vrouwen in de vierde gaan die in de vijfde afdeling over de moderne vrouw en die in de zesde afdeling over de vrouw als moeder. De vrouwen van nu hebben nogal moeite met het bestaan en de sleur daarvan. De moeder kent naast het geluk heel wat problemen. Twee gedichten heten dan ook post-nataal. De laatste vijf gedichten gaan over het leven in Zeewolde, een nieuw dorp in nieuw land, waar de dichteres zelf met man en twee kinderen woont. Geen verrassend debuut (sommige gedichten hebben al in literaire tijdschriften gestaan); wel een debuut dat beloftes inhoudt.