Marga Claus

clauskompletenMarga Claus – Kompleten 2013

In de jaren vijftig van de vorige eeuw kreeg Rogatus Hoogma, een pater afkomstig uit Bolsward, in een melaatsenkolonie in Brazilië te maken met Mariaverschijningen. In brieven aan zijn familie schrijft hij over de verschijningen van ‘Onze Lieve Vrouw’ aan een meisje en de verschijnselen waar die verschijningen mee gepaard gaan: vallende rozenblaadjes, een flesje waar liters wijn (met bloedklonten) uit stroomt en wonderbaarlijke genezingen van melaatsen. In die brieven lezen we ook dat Pater Rogatus problemen krijgt met het kerkelijk gezag: hij wordt weggehaald bij zijn melaatsen overgeplaatst naar een andere streek, omdat de kerk niet weet om te gaan met deze mysteriën.

Marga Claus verweefde de brieven van de pater op vaardige wijze in het verhaal van haar recent verschenen, autobiografische roman Kompleten (2013). Het verhaal van die roman gaat over een vrouwelijke hoofdpersoon, een schrijfster uit Friesland, die zich op een dinsdag voor acht dagen terugtrekt in een klooster in Zeeland. Een belangrijk doel van die retraite is om de brieven van pater Rogatus eens te lezen. Dat had haar man Jens haar aangeraden, want ‘misschien zit er wel een verhaal in’. De schrijfster in het boek is protestants opgevoed, maar heeft zich twee jaar geleden bekeerd tot het katholicisme, omdat ze gefascineerd is door de katholieke rituelen en het katholieke geloof minder van het verstand en meer van het gevoel uitgaat dan het protestantse.

Eenmaal in het klooster onderwerpt ze zich dan ook graag aan de rituelen van de katholieke eredienst zoals lauden, metten, vespers en ten slotte de completen, het laatste getijdengebed van de dag. Naast de zusters die het klooster bewonen, ontmoet de hoofdpersoon ook enkele andere gasten. Daaronder de ‘bôleblokjesfrou’, een mysterieuze oude vrouw van wie je op een gegeven moment te weten komt dat ze waarschijnlijk geestelijk niet in orde is. Ook arriveren in de loop van de week nog nieuwe gasten, vaak ‘zoekers’ zoals de ik-persoon ze kwalificeert. Één van die zoekers, Deborah, vraagt haar ‘het hemd van het lijf’ over haar overstap naar het katholicisme.

De overpeinzingen, de gesprekken over het geloof en de rituelen van het klooster spelen een grote rol in dit boek. Daarnaast heeft de auteur er veel symboliek in gestopt, bijvoorbeeld het getal 8. Dat is intrigerend, maar soms gaat dat ook wel wat ver en wordt het wat flauw: “Deborah fynt twa aaien yn de kuolkast. Wy betinke dat we dy siede kinne, it is op ’t lêst snein, de 8ste dei en de 8ste fan de 8ste.” Datzelfde geldt voor de wonderen die in het boek voorkomen. Niet alleen vonden die plaats in Brazilië bij pater Rogatus, ook één van de zusters in het klooster is op wonderbaarlijke wijze van haar borstkanker genezen. En dan zijn er nog wat wereldse wondertjes, zoals de reisjes van de zusters naar India.

Dat alles dompelt de lezer wel heel erg onder in een katholieke vijver. Maar gelukkig is er naast het kloosterverhaal en de brieven van pater Rogatus nog een derde draad in het boek. Dat is het meest indrukwekkende deel, dat het boek redt. Het zijn telkens opduikende kleine fragmenten, cursief geschreven, in korte zinnetjes, die het uiterlijk van gedichten hebben en waarvan aanvankelijk de functie wat onduidelijk is, maar die al gauw het verhaal blijken te zijn van wat er na terugkomst uit het klooster gebeurd is.

Vooral als het boek uit is vallen die fragmenten op zijn plaats tot een aangrijpende geschiedenis. Het blijkt dat Jens, die al niet helemaal gezond is als de schrijfster afscheid neemt om naar het klooster te gaan, ongeneeslijk ziek is. Het proces van de onderzoeken in het ziekenhuis, de angst, het verdriet en de acceptatie van wat er gebeurt, worden hartroerend beschreven, zonder larmoyant te worden. Dan valt alles op zijn plaats, onder andere verwoord door ‘Wa wit is dat de funksje fan leauwe, wissigens tsjin it ûnfeilige libben, tsjin de ûnfoarsisberens fan minsken. In mentale poalis by sykte en ellinde.” Een cliché dat door de ik-persoon ook meteen onderuit gehaald wordt: “Of der is in God mei it doel dat minsken net altyd allinnich oan harsels tinke. Wit ik it. Ik ha noch noait in antwurd fûn op de fraach wa’t of wat God is.”

Na acht dagen komt Jens zijn vrouw in het klooster ophalen. Met enige vertraging, want hij kan het klooster eerst niet vinden. Het blijkt dat hij een beroerde week zonder haar gehad heeft, omdat hij zich niet goed voelt. Door de cursieve stukjes in het boek weten we dan al wat er aan de hand is en waar dat toe leidt.

claus-bollmanenbollmanMarga Claus – Bollman & Bollman (2009)

Na drie goed ontvangen documentaire romans waarvan de eerste twee ook in het Nederlands vertaald werden, komt Marga Claus (1955) nu met echte fictie. Hoofdpersoon in haar nieuwe roman is bibliothecaris Yasper Bollman die een geheim heeft: hij is travestiet. In de eerste helft van de roman zien we hem daarmee worstelen: hij zit in de ziektewet en zijn vrouw is bij hem weg. Door therapie en het opschrijven van verhalen over zijn jeugd die hij op verzoek van een psycholoog schrijft en vooral na veel gesprekken met zijn collega Alide, durft hij er uiteindelijk voor uit te komen. In het tweede deel van het verhaal ontwikkelt Yasper zich verder en wordt het boek zelfs nog spannend als anderen daar niet altijd even beschaafd op reageren. De lezer krijgt veel informatie over travestie, soms misschien iets te veel. De informatie, ook over het verleden van Yasper, wordt over het algemeen goed gedoseerd verteld. De roman zit knap in elkaar, met perspectiefwisselingen, flashbacks, mythen en Bijbelfragmenten (het Hooglied), al doet dat soms ook een tikje geforceerd aan. Datzelfde geldt ook voor de rol die weggelegd is voor een derde bibliotheekmedewerker, vooral omdat dat deel van het verhaal maar summier wordt verteld en het lijkt of dat er alleen maar voor het effect van het slotakkoord bij gesleept is. Wel een geslaagde roman, maar er had wellicht iets meer in gezeten.

clauslytsedoMarga Claus – Lytse do. Dei- en nachtboek foar in stjerrebern 2006

Na twee documentaire romans, over een vluchteling uit Afghanistan en een pater bij de Papoea’s, beide vertaald in het Nederlands, blijft Marga Claus (1955) in haar derde roman dichter bij huis. In dagboekvorm richt de ik-persoon, Kike, zich tot het nog ongeboren kind van haar dochter Gitte. Kike kampt met overgangsproblemen, terwijl Gitte als 25-jarige op het toppunt van haar vruchtbaarheid ongepland zwanger wordt. Het boek laat zien hoe drie generaties vrouwen in Kikes familie (ook beppe Gitte speelt een rol) omgaan met belangrijke zaken in het leven. Tegelijkertijd geeft het boek een beeld van de tijd (2004) waarin het verhaal zich afspeelt. Kike reageert op haar eigen directe omgeving, op haar werk als taaldocent bij vluchtelingen en op wat er in de wereld gebeurt. Maar vooral krijgt de lezer een kijkje in de gedachten- en gevoelswereld van een moeder die oma gaat worden. Hoewel er veel gevoel in het boek zit, is het absoluut niet sentimenteel. De schrijfster, die ongetwijfeld veel autobiografische gegevens in dit boek verwerkte, heeft goed afstand genomen en de juiste toon gevonden, wat een intense roman oplevert.

clausoxzanaMarga Claus – Oxzana. Ferhaal fan in flechtling 2e pr. 2001 (1e pr. 2000)

Halverwege de roman Oxzana. ferhaal fan in flechtling werd ik ontzettend meegesleept door de aangrijpende gebeurtenissen en aan het eind, als Oxzana net in Nederland is, was ik niet alleen aangegrepen door wat Oxzana overkwam, maar werd ik echt kwaad. Dat we zó met vluchtelingen omgaan! Natuurlijk wist ik dat allemaal wel, maar doordat je in dit boek één zo’n vluchteling zo dicht op de huid zit, komt het toch een stuk dichterbij dan een doorsnee krantenbericht of zelfs een documentaire op tv.

Oxzana, een jonge Oekraïense vrouw, afgestudeerd micro-bioloog, is halverwege het boek met haar Afghaanse man Ghalil en hun twee kinderen van Kiev naar Afghanistan verhuisd. Het is 1986, in Afghanistan heerst een burgeroorlog. Het jonge gezin neemt zijn intrek bij de ouders van Ghalil. Daar wordt Oxzana niet geaccepteerd, vanwege haar Russische afkomst. De ruzie loopt zo op dat Ghalil een huis huurt voor zijn eigen gezin, een situatie die voor Afghaanse begrippen niet alleen ongewoon is, maar ook nauwelijks betaalbaar voor het jonge gezin. In 1989 vertrekken de Russen uit Afghanistan en vanaf dan wordt de situatie voor Oxzana, Ghalil en de kinderen Nazar en Leilah steeds moeilijker. Als Ghalil in 1990 bij een bombardement omkomt, sluit Oxzana min of meer een verstandshuwelijk met een andere Afghaan, Farûk, en ze besluiten het land te verlaten. Ook dat gaat niet zonder slag of stoot. En omdat Oxzana haar Russische paspoort is kwijtgeraakt door de verhuizing naar Afghanistan en de situatie door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie ook nogal veranderd is, kan ze niet in Rusland bij haar ouders blijven. Via Oezbekistan komt Oxzana uiteindelijk met haar kinderen in Nederland. Farûk komt pas maanden later, maar dan is Oxzana er al lang achter dat ze helemaal niet van hem houdt.

Vanaf het moment dat Oxzana in Afghanistan zat, kon ik het boek niet meer wegleggen. Ik wilde weten hoe het precies verder zou gaan met Oxzana, want ik kreeg steeds meer met haar te doen. De vlucht uit Oezbekistan via Polen en Duitsland is een ware verschrikking, die las ik bijna met ingehouden adem, zo spannend is het verhaal daar geschreven.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik er wel wat moeite voor moest doen om zover te komen. Op de eerste bladzij van hoofdstuk 1 kreeg ik namelijk meteen al een grote hekel aan Oxzana. Of liever gezegd: in eerste instantie kreeg ik een hekel aan de schrijfstijl. Die is daar zo verschrikkelijk uitleggerig, dat ik het ergste vreesde. Als dat het hele boek zo door zou gaan! Oxzana is de ik-figuur en die vertelt op de eerste bladzij hoe de omstandigheden waren in het Oekraïense dorpje Dopropolje. Zo krijgen we op die eerste bladzij uitgelegd wat Dopropolje betekent (‘goede aarde’), wat de naam van de sovchoz betekent waar de vader van Oxzana directeur van is; wat het verschil is tussen een sovchoz (een staatslandbouwbedrijf) en een kolchoz (een landbouwcollectief). Niet direct een manier om een verhaal spannend op gang te brengen.

Al heel gauw kreeg ik echter het idee dat het niet de schrijfstijl was die me ergerde, maar de hoofdpersoon zelf. Die wil, achteraf, alles zo duidelijk mogelijk uitleggen, inclusief allerlei nietszeggende details. En ze slaat zich net even teveel op de borst: onderaan de eerste bladzij vertelt ze meteen al dat zij geen misbruik maakt van het feit dat haar vader directeur is (haar zusje wel). Ze vertelt even verderop ook trots dat ze niet drinkt en niet rookt en dat ze zo hard studeert. Op bladzij 45 noemt ze zichzelf een witte raaf tussen de zwarte (haar vriendinnen!). Zelfs haar verliefdheid op en de daarmee gepaard gaande afhankelijkheid van Ghalil irriteert in het begin. Ook de naïviteit die ze zelf als verontschuldiging aanvoert voor het feit dat ze in de problemen komt, riep bij mij soms wel ergernis op.

Die ergernis was voor mij des te storender, omdat je vanaf het eerste moment weet dat het verhaal over een vluchteling gaat. Dat staat namelijk niet alleen in de ondertitel van de roman, maar ook op de allereerste bladzij, voordat het eigenlijke verhaal begint, in de ‘verantwoording’. Daar legt de schrijfster uit dat dit het waargebeurde verhaal is, door de hoofdpersoon zelf verteld aan de schrijfster, die vervolgens weer verantwoordelijk is voor de uiteindelijke roman. Een echte vluchteling aan het woord, en die mag ik toch niet onsympathiek vinden? Misschien speelde die ‘politieke correctheid’ mij ook wel wat parten.

Maar ‘gelukkig’, wanneer Oxzana in Afghanistan is, zijn de problemen voor haar echt levensgroot en dat riep bij mij juist weer medeleven en medelijden op. Ook de liefde voor Ghalil vind ik verderop in het verhaal en al helemaal aan het eind, wél erg mooi. Dan ben ik de irritatie over de hoofdpersoon blijkbaar kwijt, omdat Oxzana slachtoffer is geworden van de omstandigheden waarin ze terecht is gekomen en bijna letterlijk moet vechten voor haar leven en dat van haar kinderen.

Het kan wel eens zo zijn dat de opbouw van de roman geraffineerder is dan het lijkt en misschien is de omslag die mij overkwam in de waardering van de hoofdpersoon Oxzana en daardoor voor de roman wel heel subtiel door de schrijfster gestuurd. Het verhaal wordt chronologisch verteld, van het eerste jaar van de studie van Oxzana in 1981 tot het midden van de jaren negentig als Oxzana toestemming krijgt om in Nederland te blijven. De 57 hoofdstukken worden regelmatig onderbroken door cursief gedrukte fragmentjes. Daarin geeft Oxzana meestal achteraf commentaar op de gebeurtenissen. Die cursieve stukjes bevatten vaak zinsneden als: ‘later vertelde mijn moeder (…)’ of : ‘Ghalil vertelde later’, of ‘later hoorden we (…)’. Een enkele keer riep ook zo’n fragmentje weer irritatie op over de hoofdpersoon, bijvoorbeeld aan het eind van hoofdstuk 24 als daar staat: Ik wie noch altyd like nayf. Dat haal je de koekoek! In het stuk daarvoor vertelt Oxzana dat Ghalil haar onder druk zet om met de kinderen terug te gaan naar Rusland. Maar ze wil niet zonder Ghalil, want als de Mudjaheddin hem dan komt arresteren, kan ze niet meer voor hem in de bres springen en tegen de Mudjaheddin zeggen dat Ghalil een goed mens is, ondanks zijn lidmaatschap van de Afghaanse communistische partij, en dat zij hem niet kan missen. Nee, dan kan ik die naïviteit ook zelf wel bedenken!

Oxzana. ferhaal fan in flechtling was in 2000 de eerste roman van Marga Claus; het boek beleefde in 2001 een 2e druk, die inmiddels ook uitverkocht is. Het boek is bij het publiek dus goed ontvangen. De literaire kritiek was over het algemeen ook redelijk positief al waren er enkele kritische geluiden te horen. Zo wezen enkele recensenten op de rol die de kinderen in het verhaal spelen: soms wordt wel aandacht aan de kinderen besteed, maar lange tijd ook niet. Een enkele recensent wees op de taalfouten die er in het boek zitten. Algemeen was er lof voor het feit dat de schrijfster dit aangrijpende verhaal van een vluchteling op een literaire manier verbeeld heeft.

Marga Claus (1955) werkt parttime in het onderwijs, zodat ze ook voldoende tijd overhoudt voor het schrijven. Ze begon met recensies en korte verhalen in het literaire tijdschrift Trotwaer. Inmiddels heeft ze nu in 2003 haar tweede roman in het Fries gepubliceerd: De heit fan Serafyn. een documentaire roman over een Franciscaner monnik bij de Papoea’s in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea.

Een interview van Martha Kuitert met Marga Claus stond in de Moanne (nr. 3, december 2002).

Oktober 2003