Manuela Köster – Tantalus III. Ferjilding (2015)
Met het deel ‘Ferjilding’ heeft Manuela Köster haar Tantalustrilogie (2009-2015) voltooid. De ondertitel van de reeks, ‘Misdied en leafde yn Egypte’ geeft aardig aan waar de drie boeken over gaan.
Sloot deel 2 in tijd direct aan bij deel 1, in deel 3 zijn we ruim twintig jaar verder. De kinderen van de hoofdpersonen uit de beide eerste delen, leidster van een misdaadsyndicaat Fayda Eldamaty en politierechercheur Zahi Khayat, zijn jongvolwassenen en spelen nu mede een hoofdrol. Fayda is getrouwd met de Griek Cristos en leeft verborgen op Kreta; tegen haar loopt een internationaal arrestatiebevel. Ze heeft een inmiddels volwassen dochter, Nuria. Zahi is getrouwd met Oemnia en woont nog steeds in Caïro, maar heeft zijn baan als rechercheur opgezegd en geeft les op de politieacademie. Zijn dochter Sherin is journalist, zijn zoon Majid werkt bij de politie in Caïro. Wat Majid aanvankelijk niet weet, is dat hij niet de zoon van Oemnia is, maar van Fayad en Zahi; aan het eind van deel twee is hij als baby bij Zahi en Oemnia afgeleverd, die hem als hun zoon opvoeden. De familieverhoudingen zijn nog gecompliceerder: in Caïro loopt nog een zoon van Fayda rond, Mustafa, en die is door een tegenstander van Fayda op slinkse manier het misdaadsyndicaat binnen gemanipuleerd.
De psychologie van de personages gaat niet erg diep. Zo verandert Mustafa wel erg snel van opvattingen over zijn afkomst. Na een enkele opmerkingen van Nuria, die hij op een gegeven moment gevangen houdt, verandert hij het ‘comfortabele denkpatroon dat hij erop na hield’. Nuria wijst hem op zijn eigen verantwoordelijkheid en opeens is hij zich bewust van het feit dat hij de schuld van zijn eigen miserabele leventje wel erg gemakkelijk op zijn moeder afschuift. Ook is de verliefdheid tussen Mustafa en Sherin een nogal ongeloofwaardige liefde op het eerste gezicht. Vrijwel hetzelfde geldt voor de weer plotseling opflakkerende liefde tussen Fayda en Zahi, na meer dan twintig jaar! Ook storen soms clichés, bijvoorbeeld wanneer een misdadiger beschreven wordt met een wrede of gemene kop.
Stap je over de simpele psychologisering en de clichés heen (en als je graag Fries leest, moet je wel eens wat), dan is ook deel drie van deze trilogie een boek waarin de auteur de spanning tot het laatst weet vast te houden en waarin de personages van de ene in de andere spannende situatie terecht komen. Daarbij gaat het er niet zachtzinnig aan toe – de personages worden voor het minste of geringste door hun tegenstanders bedreigd, in elkaar geslagen of vermoord.
Het verhaal wordt in gang gezet als Nikos, de broer van Cristos, naar Egypte gaat om wat zaken te regelen en daar vermoord wordt. De rechterhand van Cristos, Petros, gaat vervolgens naar Egypte om de dood van Nikos te onderzoeken om zo wraak mogelijk te maken. Nuria gaat tegen de wil van haar ouders ook mee. In Caïro wordt Majid met het onderzoek naar de dood van Nikos belast, Sherin wil er een verhaal over voor de krant, en als de kinderen ontvoerd worden, bemoeien ook de ouders Fayad en Zahi zich persoonlijk met de zaak.
Doordat we de gebeurtenissen per hoofdstuk via een ander personage te zien krijgen, is het niet alleen voor de personages, die slechts hún kant van het verhaal kunnen volgen, maar ook voor de lezer een complexe puzzel. Dat de baas van Mustafa uit is op vergelding jegens zowel Fayda als Zahi wordt al wel redelijk snel duidelijk, maar wat diens precieze plannen zijn, behalve Fayda en Zahi treffen via hun kinderen, blijft voor iedereen lange tijd vaag.
Net als in deel 1 en 2 speelt de plaats waar het verhaal zich afspeelt niet eens zo’n grote rol. Via summiere vleugjes couleur locale (straatnamen of namen van de personages en af en toe een beschrijving van kleding of van gebouwen) wordt de sfeer van bijvoorbeeld Caïro neergezet, maar dat alles valt in het niet bij de spannende verwikkelingen die ook dit derde deel van de trilogie tot een echte pageturner maken.
Manuela Köster – Tantalus II. Learjild (2013)
Vier jaar na haar debuutroman komt Manuela Köster met een vervolg. Ook deze nieuwe misdaadroman speelt zich weer in Egypte (en een klein deel op Kreta) af en heeft dezelfde hoofdpersonages. Het is goed zelfstandig te lezen, mede doordat de auteur de voorgeschiedenis handig oproept door hoofdpersoon Fayda Eldamaty in de cel terug te laten denken aan hoe ze daar terecht is gekomen. Dan begint het verhaal met de gewelddadige bevrijding van Fayda uit de rechtszaal door Hakam die het voortbestaan van het Kartel, een belangrijk en niets en niemand ontziend misdaadsyndicaat in Egypte, wil waarborgen. Fayda duikt onder op Kreta om na plastische chirurgie naar Egypte terug te keren. Na haar terugkomst moet ze een daad stellen om Hakam te tonen dat ze de leiding van het Kartel op zich kan nemen en tevens om te laten zien dat het Kartel belangrijker is dan de organisatie van Wahid el-Khouli die de macht in de onderwereld van Egypte overgenomen lijkt te hebben.
Fayda en vooral Hakam deinzen nergens voor terug: liquidaties, mishandelingen en verkrachtingen worden met het grootste gemak uitgevoerd en zijn door de auteur vaardig opgeschreven. Trouwens, ook de seksscènes zijn beslist pittiger dan in het eerste deel. Van Egypte krijg je niet eens heel veel te zien – wat vleugjes couleur locale, via een moskee, namen, of een gesluierde vrouw. We volgen het verhaal deels via Fayda en Hakam en deels via de andere hoofdpersoon, Zahi Khayat, de politieman en zowel oud-collega als ex-minnaar van Fayda, die belast wordt met haar opsporing. Die opsporing valt nog niet mee, want veel sporen zijn er niet. Een belangrijk spoor vinden Zahi en zijn collega bij toeval als ze meehelpen bij een ander onderzoek.
Zo zit er wel meer toeval in dit boek, maar het is in de eerste plaats een vlot verteld spannend verhaal, hard en meedogenloos aan de ene kant, soms romantisch en met scheutjes sentmentaliteit (het kind van Fayda lijkt al na een paar maanden op de vermoorde vader) aan de andere kant. In het Fries zijn zeker de laatste jaren nogal wat misdaadromans geschreven, maar geen daarvan haalt het niveau van dit boek dat in zijn soort beslist een uniek boek is.
Manuela Köster – Tantalus. Leafde en yntriizje yn Egypte (2009)
Manuela Köster (1969) publiceerde tot nu toe drie keer een verhaal in een verzamelbundel. Haar debuutroman is een kloeke misdaadroman die zich grotendeel afspeelt in Egypte, in de steden Caïro en Alexandrië. Verschillende personages vertellen afwisselend het verhaal. Die personages bevinden zich ook nog eens in de twee kampen die tegenover elkaar staan. Aan de ene kant is dat het ‘Kartel’, een maffia-achtige organisatie, aan de andere kant is dat de politie die de misdadigers op het spoor is. Het Kartel houdt zich onder andere bezig met het smokkelen van antieke Egyptische kunstwerken en draait zijn hand niet om voor liquidaties. De politie heeft een infiltrant in de misdaadorganisatie, maar het blijkt al gauw dat de criminelen soms ook weten wat de politie van plan is. Bovendien spelen een gebeurtenis uit het verleden en liefdesperikelen een cruciale rol, vooral rond Fayda, de mysterieuze dochter van de leider van het Kartel en de belangrijkste hoofdpersoon. De stijl neigt soms naar het clichématige (één van de misdadigers voelt zich opgejaagd als een stuk wild), maar verrast ook wel eens door enkele originele vergelijkingen. Ook de dialogen zijn wisselend van niveau: soms lekker vlot, maar soms wat stijfjes. Dat laatste geldt ook voor de seksscènes die zo nu en dan wel erg voorzichtig beschreven worden. Maar toch: voor wie het onwaarschijnlijke en oppervlakkige dat bij dit genre kan horen voor lief neemt, is het een vaardig geschreven roman die uitnodigt om door te lezen omdat je wil weten hoe het verhaal afloopt.