Lida Dykstra

dykstralidanijeseemearmin Lida Dykstra – De nije seemearmin Histoaryske ferhalen (2012)

Lida Dykstra (1961) schrijft sinds 1994 en heeft sindsdien een indrukwekkende reeks kinderboeken gepubliceerd, zowel in het Nederlands als in het Fries. Het zijn meestal boeken voor (heel) jonge kinderen. In 2000 verscheen Wolken fan wol, in het Nederlands vertaald als Wachten op Apollo, een bewerking voor de oudere jeugd van zes verhalen uit Ovidius’ Metamorfoses. In 2009 verscheen haar eerste (Friese) roman voor volwassenen, een historische roman over de relatie tussen Anna van Hannover en de Friese stadhouder Willem IV in 1733.

Vorig jaar kwam Dykstra met een geslaagde Friese bundel historische verhalen. De bundel is zeer gevarieerd. In een van de verhalen bewerkte de auteur op een originele manier de Griekse mythe van Psyche door een miertje een beslissende rol te laten spelen. In het verhaal ‘Kartouche’ volgen we de kunstenaar die de wanden van de tempel voor de Egyptische vrouwelijke farao Hatsjepsoet ontwerpt. Dykstra, die kunstgeschiedenis studeerde, heeft wel vaker voorkeur voor kunstenaars. In ‘Wei by de feart del’ zien we wordingsgeschiedenis van het schilderij ‘Weg langs de vaart bij De Knipe’ (uit 1914) van de Friese schilder Jan Mankes.

Het verhaal ‘De lytse ik’ is één van de drie verhalen uit deze bundel die een Rely Jorritsmaprijs kregen en speelt zich af in een negentiende-eeuws Frans kunstenaarsmilieu. Hoofdpersoon is een eenvoudige danseresje dat tot zelfbewustzijn komt als er een beeldje van haar gemaakt wordt door een beeldhouwer in wie we de impressionistische kunstenaar Edgar Degas herkennen. Voor het beeldje van het meisje van veertien maakte deze kunstenaar heel veel studietekeningen voor hij het in was maakte en exposeerde op een impressionistische tentoonstelling in 1881. Dykstra vertelt mooi het verhaal van het onbeduidende danseresje dat model staat en haar naïviteit verliest, maar vooral leert om met opgeheven hoofd door het leven te gaan.

Het kortste verhaal is tweeëneenhalve bladzij lang en gaat over de moord op Bonifatius bij Dokkum. Het is het minst uitgewerkte verhaal en daarom vind ik het misschien wel het minst geslaagde verhaal. Prachtig is daarentegen het titelverhaal ‘De nije seemearmin’, waarmee de bundel opent en dat al in 1999 bekroond werd met een Rely Jorritsmaprijs. Het speelt zich ook in Friesland af, op de Leeuwarder kermis in de tweede helft van de negentiende eeuw, en is een interessant en nieuwsgierig makend verhaal over een meisje dat voor het avontuur kiest door de wereld van de kermisklanten in te stappen. Er zijn duidelijk redenen voor haar om daarvoor te kiezen, maar die worden niet erg expliciet beschreven. De lezer krijgt wat flarden uit het verleden van het meisje, maar geen ingevulde geschiedenis. Het verhaal smaakt naar meer en zou zo maar het eerste hoofdstuk van een historische roman kunnen zijn. Het is in een trefzekere, overtuigende stijl geschreven, je ziet het blonde meisje door het oude Leeuwarden lopen, je ziet de kermisklanten, opgeroepen door een paar zinnen en je zou veel meer over dat meisje willen lezen.

Aardig qua plot is het verhaal over de zeventiende-eeuwse tulpenbollenkweker, die onvruchtbaar is maar een vernuftig plan bedenkt om voor nageslacht te zorgen. De jonge wever die hij daarvoor aantrekt heeft op zijn beurt ook een verborgen agenda, maar uiteindelijk is de jonge vrouw van de bollenkweker de lachende derde. Het verhaal begint prachtig spannend, maar eindigt een tikje flauw. Ook hier zet de auteur weer met een schijnbaar gemak de historische situatie en de daarbij behorend personages met een paar zinnen duidelijk neer.

Eén van de beste verhalen in deze bundel is eveneens bekroond met een Rely Jorritsmaprijs: ‘De jonge dy’t Koraal neamd waard’. Het speelt zich af op het Japanse schiereiland Decima, van het midden van de zeventiende tot het midden van de achttiende eeuw een belangrijke handelspost en de vrijwel enige toegangspoort tot Japan. Ook na dit verhaal zou je meer willen lezen over hoe het de halfbloed Koraal, de zoon van de oude gouverneur, als hij na het vertrek van zijn vader op Decima achterblijft en in dienst treedt bij de nieuwe gouverneur.

Het laatste verhaal van de bundel, ‘Gruzeleminten’, heeft weer een eigenzinnige, vrouwelijke hoofdpersoon: de Fries-Groningse dichteres en archeologe uit de tweede helft van de zeventiende eeuw Titia Brongersma. Dykstra weet de personages van haar verhalen goed te kiezen en kan in een paar zinnen een historisch tafereel oproepen. Door zorgvuldige, subtiele beschrijvingen en dialogen komen de personages gemakkelijk tot leven. Daarvan alleen al valt een hoop te genieten. Maar deze auteur beheerst vooral ook de kunst om niet teveel te vertellen en ze laat voor de lezer nog heel wat te raden over. Dat maakt deze bundel historische verhalen boeiend van het eerste tot en met het laatste verhaal.

dykstrawolkenLida Dykstra – Wolken fan wol. Hoe’t Ariadne yn in spin feroare en oare myten fry nei Ovidius (2000)

Lida Dykstra (1961) schreef al eerder Friese kinder- en jeugdboeken. Nu heeft ze een originele manier gevonden om zes verhalen uit Ovidius’ Metamorfoses voor de Fries-lezende jeugd te bewerken. Ze laat Cornix, een prinses die door Apollo in een kraai veranderd is, verhalen vertellen. Daaronder het verhaal van de weefster Arachne, die voor haar overmoed door de godin Minerva wreed gestraft wordt. Cornix vertelt verhalen die Ariadne en Minerva in een wedstrijd weven en doet dat zo beeldend dat er steeds meer mensen komen luisteren. Ook voor de (jeugdige) lezer is het aangenaam om zo de verhalen over Apollo en Daphne, Phaëton, koning Midas, Orpheus en Euridice (zelfs in twee versies!) te lezen. Zo is te zien dat in de machtsstrijd tussen goden en mensen de goden behoorlijk menselijke zwakheden etaleren: ze zijn jaloers, dom en opvliegend. Naast enkele mooi eenvoudige zwart-wit illustraties staan er een paar typografische grapjes in. Door de vorm, de taal en de verhalen zelf is dit een boek geworden met mythologische verhalen die de moderne jeugd zeker zullen aanspreken.