John Steinbeck – Blikbuert. Oersetting: Jan Pieter Dykstra 2019. Oarspronklike titel Cannery Row (1945)

Als het niet in het Fries vertaald zou zijn, zou ik er nooit aan begonnen zijn: een boek uit 1945 van de Amerikaanse schrijver John Steinbeck (1902-1968). Maar wat een feest is het om dit boek in het Fries te lezen.
Steinbeck schreef sociaal-realistische boeken, vaak over arme mensen uit de arbeidersklasse. De bron van het kwaad voor sociale achterstand toont hij niet alleen in sociale onrechtvaardigheid, maar ook in de menselijke psychologie. Blikbuert past wat dat betreft helemaal in de Steinbecktraditie. Daarin tekent Steinbeck met een scherp oog een even sociaal als humoristisch beeld van het leven in een stukje Californië waar hij zelf van 1930 tot 1941 gewoond heeft.
Blikbuert is de Friese titel, de Amerikaanse titel is Cannery Row, in het Nederlands vertaald als Een blik in Cannery Row. Die titel komt van de fabriek waar sardines ingeblikt worden en het boek gaat over een wijk waarin die fabriek staat. In Blikbuert woont een kleurrijke mix van allerlei soorten mensen die met elkaar proberen te overleven, proberen iets van hun leven te maken, maar dat lukt de meesten niet echt.
Daar is bijvoorbeeld Dora, de hoerenmadam die op haar zwierige manier het etablissement ‘De Beareflagge’ regeert. Ze heeft onder andere te maken met de merkwaardigheid dat het aan de ene kant verboden is om een bordeel te runnen, maar dat ze aan de andere kant wel belasting moet betalen over haar handel. Dora toont haar sociaal engagement tijdens een griepepidemie. Dan laat ze haar hoertjes de gewone huishoudens te hulp schieten met onder andere pannetjes soep.
Verder is er Lee Chong, de gewiekste eigenaar van een goedlopende winkel. Hij is ook eigenaar van het pakhuis dat het ‘Skobberdebonkhonk’ genoemd wordt. Daarin heeft een stelletje los-vaste arbeiders – die meer niet dan wel werken – onderdak gevonden. Mack en zijn vrienden, onder wie Hazel en Eddie, werken alleen als het niet anders kan en draaien er hun hand niet voor om zich bijvoorbeeld op slinkse wijze een kip of drank toe te eigenen.
Hoofdpersoon, naast de buurt zelf, is Doc. Hij is zeebioloog en heeft een laboratorium in Blikbuert, het ‘Westersk Biologysk’. Docs werk bestaat voornamelijk uit het bestuderen en conserveren van zeedieren, die hij verkoopt aan diverse universiteiten, laboratoria en musea. Hij is de wijste man in de buurt (“in boarne fan filosofy en wittenskip en keunst”) en helpt anderen met raad en daad. Dat levert hem respect op van Blikbuert, maar toch is hij regelmatig zwaarmoedig en eenzaam en de vriendengroep van Mack vindt hem dan ook wel wat zielig.
Het doorlopende verhaal van Blikbuert is dat van de vriendengroep van Mack die een feestje wil organiseren voor Doc, omdat ze hem zo’n aardige – maar eenzame – man vinden. Het organiseren van het feestje verloopt niet glansrijk, het feestje zelf evenmin. Maar regelmatig wordt de loop van dat verhaal onderbroken door inkijkjes in de winkel van Lee Chong, het etablissement van Dora of het laboratorium van Doc. Ook krijgen we verhaaltjes tussendoor over een mysterieuze oude Chinees die in de buurt rondloopt, over de schilder Henri (“Henri de skilder wie gjin Frânsman en syn namme wie net Henri. Eins wie er net in echte skilder”) die in een bootje woont dat op het droge ligt, of over Frankie, een jonge, tiener, zonder vrienden.
Steinbeck beschrijft de harde sociale werkelijkheid van mensen aan de zelfkant van de maatschappij en hij doet dat soms zakelijk registrerend, als een journalist. Maar even zo vaak weet hij ontroering bij de lezer te bewerkstelligen, of een lach, want bij vlagen is het boek ook erg humoristisch. Met name de beschrijvingen van het doen en laten van de vriendenclub rond Mack zijn soms lachwekkend. Vooral het gedeelte waarin de mannen in een oud vrachtwagentje op kikkerjacht gaan is bijzonder humoristisch. Ze willen kikkers vangen voor Doc. Van Doc krijgen ze vijf cent per kikker, en met het geld voor de kikkers willen ze het feestje voor Doc bekostigen. “Wy moatte net ferjitte dat wy dit allegearre foar Doc dogge”, sei er. “It liket my ta, dat Doc allemachtig mazzel hat.” Deze laatste zin van hoofdstuk 15 wordt des te leuker, als de lezer enkele hoofdstukken verder weet hoe het feestje voor Doc is afgelopen.
Jan Pieter Dykstra heeft de sfeer – van de tijd, van de omgeving, van de personages – die Steinbeck beschrijft in zijn Friese vertaling opperbest overgenomen. Neem bijvoorbeeld het begin van hoofdstuk 14:
“De betide moarn is yn Blikbuert in momint fan tsjoenderij. Yn it skiere moarnsljocht foar’t de sinne opkomt, liket de strjitte yn in sulvereftich ljocht te baaien. De strjitlampen geane út en it tierich waaksend túch is prachtich grien. Op de stielen golfplaten fan de fabriken leit in peareljende glâns fan platina of âld tin. Dan ride der noch gjin auto’s. De foarútgong en it sakelibben lize stil. De brâning en de weagen binne te hearren as se tusken de pylders fan de fabriken klotse. It is in skoft fan grutte frede, fan ferjitten, in koart skoft fan rêst.”*
Ook gebruikt Dykstra in zijn vertalingen zinsneden en uitdrukkingen die recht doen aan de tijd en het milieu waarin het verhaal zich afspeelt.
Hoewel het boek het nogal troosteloze leven in een wijk als Blikbuert laat zien, is het mede door de soms humoristische en af en toe ook poëtische beschrijvingen geen troosteloos boek. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het boek een soort happy end heeft. Na het mislukte feestje willen Mack en zijn vrienden het goed maken tegenover Doc en daar slagen ze zowaar in. En dan sluipt er zelfs nog echte poëzie het boek in.
* Early morning is a time of magic in Cannery Row. In the grey time after the light has come and before the sun has risen, the Row seems to hang suspended out of time in a silvery light. The street lights go out, and the weeds are a brilliant green. The corrugated iron of the canneries glows with the pearly lucence of platinum or old pewter. No auto-mobiles are running then. The street is silent of progress and business. And the rush and drag of the waves can be heard as they splash in among the piles of the canneries. It is a time of great peace, a deserted time, a litle era of rest.