Johan Fabricius

fabriciusJohan Fabricius – De skipsjonges fan Bontekoe Oersetting: Anne Tjerk Popkema (2014)

Op 28 december 1618 vertrok het VOC-schip Nieuw Hoorn onder leiding van schipper Willem IJsbrandtsz. Bontekoe en koopman Hein Rol van de rede van Texel voor een reis naar Oost-Indië. In november 1619 had het schip zijn doel bijna bereikt toen een bemanningslid door een onhandige beweging een brandende lont in een vaatje brandewijn liet vallen. Niet alleen de brandewijn vatte vlam, ook de smidskolen en even later ook het buskruit. Dat buskruit had geleverd moeten worden aan gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen die in hetzelfde jaar als Bontekoe in Hoorn geboren was. Het prachtige schip Nieuw Hoorn, ook al lichtelijk gehavend door storm onderweg, explodeerde. Slechts een heel klein deel van de bemanning, waaronder schipper Bontekoe, bereikte de kust van Sumatra.

Bontekoe bleef in dienst van de VOC varen in Oost-Indië en keerde in 1626 terug naar Nederland waar hij zijn verslag schreef van de onfortuinlijke reis van de Nieuw Hoorn in 1618-1619, zijn reizen van 1620 tot 1625 in de Oost en zijn terugreis naar Nederland in 1626. Een afschrift van dat reisverslag kwam in 1645 in handen van de Hoornse uitgever Jan Jansz Deutel, die het ‘journaal’ van Bontekoe in 1646 publiceerde. Van dit populaire en herhaaldelijk herdrukte reisverslag maakte Johan Fabricius gebruik voor zijn eveneens populair geworden jeugdboek uit 1923: De scheepsjongens van Bontekoe. Dat boek kreeg in 2007 hernieuwde aandacht door de verfilming door Steven de Jong, met Peter Tuinman als schipper Bontekoe. Er verscheen ook een moderne ‘hertaling’ door Suzanne Braam. Deze versie gebruikte Anne Tjerk Popkema voor zijn onlangs bij uitgeverij Regaad verschenen Friese vertaling De skipsjonges fan Bontekoe.

De Friese vertaling van dit ‘ouderwetse’, historische avonturenboek is een welkome aanvulling op wat er aan jeugdboeken in het Fries verschijnt. Het boek is geschikt voor de jeugd vanaf een jaar of tien en aan de hand van avonturen aan boord van een zeventiende-eeuws schip en op Sumatra krijgt de lezer ook tal van andere historische wetenswaardigheden opgediend. Het verhaal speelt zich af in het begin van de zeventiende eeuw. De veertienjarige scheepsjongens Hajo, Padde en Rolf varen mee met de Nieuw Hoorn van schipper Bontekoe naar Oost-Indië. Padde per ongeluk, want hij viel op het schip in slaap toen hij Hajo wilde uitzwaaien. De jongens weten zich goed te handhaven op het schip, waar de rest van de bemanning hen graag in de maling neemt, maar ook respect voor hen krijgt. Met een van de bemanningsleden, de negentienjarige Harmen, raken ze zelfs goed bevriend. Padde veroorzaakt uiteindelijk de brand en de ondergang van het schip, waarbij een groot deel van de bemanning omkomt. Rolf, Hajo, Harmen en Padde overleven de ramp en komen in de jungle van Sumatra terecht en bereiken na enkele avonturen Java vanwaar ze weer terug naar Nederland kunnen.

Net als de wat gemoderniseerde originele versie is deze Friese vertaling, ondanks soms wat langdradigheid, toch een lekker leesboek, met talrijke spannende momenten. Het leven van de scheepsjongens loopt zowel tijdens de moeilijke zeereis als tijdens de tocht door de jungle regelmatig gevaar. Bovendien heeft het boek, meestal via de onhandige Padde, af en toe wat humor, al is die ook wel eens wat belegen. Het verhaal heeft zeker veel sfeer, met kundige beschrijvingen van de omgeving (Hoorn, de zee, het schip, de jungle) en het biedt een aardig beeld van een aantal aspecten van de zeventiende eeuw. Het boek is geïllustreerd met een achttal kleurige, paginagrote tekeningen van Roelof Wijtsma in een simpel aandoende realistische stijl.

‘Ouderwets’ aan dit jeugdboek is ook dat de hoofdpersonen, ondanks alle ontberingen, het telkens weer redden. Rolf blijft uiteindelijk bij zijn oom, schipper Bontekoe, in Indië, Hajo, Padde en Harmen varen weer terug naar Nederland, waar ze in Vlissingen aan land gaan. Het slothoofdstuk is een waardige afsluiting: de jongens schaatsen naar Hoorn, waar ze hun familie weer treffen. Ontroerend is het als Hajo naar de moeder van Lútzen Koks (in de Nederlandse versie Lijsken Cocs) gaat om haar de gage te geven van haar aan scheurbuik overleden zoon.

Anne Tjerk Popkema, die in 2012 de Obe Postmaprijs kreeg voor zijn Friese vertaling van Tolkiens The Hobbit, heeft weer een vaardige vertaling afgeleverd. Hij blijft dicht bij het origineel en maakt er prima en vlot leesbaar modern Fries van. Hij maakt ook goed gebruik van een aantal oudere Friese uitdrukkingen en woorden die naadloos in de context van het historische verhaal passen. Van een enkele naam wordt een Friese vorm gebruikt en af en toe wordt van liedjes of spreuken een wat vrijere Friese versie gemaakt. Het werk is bovendien, zoals hoort bij de uitgangspunten van de uitgeverij, prachtig uitgegeven in harde kaft met linnen band