Jabik Veenbaas – Darwinistische weemoed/Darwinistyske weemoed Keuze uit zijn gedichten vertaald door Jabik Veenbaas met een nawoord van Chrétien Beukers. (2006)
Met vier bloemlezingen in de serie ‘De Contrabas tweetalig’ speelt een jonge uitgeverij handig, degelijk en mooi in op het opvallend grote aanbod van uitstekende Friese poëzie van de laatste jaren. De degelijkheid zit hem in het korte, informatieve nawoord, maar ook in de selectie en de Nederlandse vertalingen (dit keer van de dichter zelf) die telkens tegenover de Friese originelen zijn opgenomen. De uitvoering is eenvoudig en smaakvol.
Filosoof/essayist/vertaler Jabik Veenbaas publiceerde sinds 2001 drie dichtbundels. Van twee daarvan is werk opgenomen, plus gedichten uit een nog te verschijnen bundel. Veenbaas maakt goed gebruik van de muzikaliteit van het Fries, van alliteratie en assonantie en soms raak je daarvan in vertaling wel wat kwijt of doet de vertaling een tikje geforceerd aan. Vergankelijkheid, angst, maar ook liefde en ‘eeuwig verlangen’ zijn belangrijke en bekende thema’s, maar origineel verpakt in overdadige, soms schreeuwende metaforen, ontleend aan ‘vreemde’ droombeelden. Daarbij kan het er hard aan toe gaan, bijvoorbeeld als de dichter zijn kleumend hart als een bloederige gave weggeeft.
Jabik Veenbaas – De lêzer is in duvel Essays(2003)
Het is goed dat schrijver/criticus/vertaler Jabik Veenbaas een Friese essaybundel publiceert, ook al verschenen sommige essays eerder, o.a. in tijdschriften. In dit boek geeft een criticus zijn opvattingen over een aantal aspecten van de (Friese) literatuur en dat gebeurt te zelden. Veenbaas durft standpunten in te nemen: de bundel begint met drie essays over het postmodernisme onder het veelzeggende kopje ‘het postmodernisme als vergissing’. Dan volgen essays over de romans en over de korte verhalen van Trinus Riemersma, een bespreking van de roman Piksjitten op Snyp van Josse de Haan en een lovend stuk over de psychologische romans van Durk van der Ploeg. De bundel besluit met vier opstellen over Friese dichters: Tsjêbbe Hettinga, Obe Postma, Trinus Riemersma en Douwe Tamminga. In vrijwel alle gevallen overtuigt Veenbaas door zijn mening met duidelijke voorbeelden toe te lichten. Vooral in het uitleggen van wat hij bewondert, is Veenbaas sterk en soms is er tegen een oordeel van deze criticus ook wel wat in te brengen. De essays zijn vlot leesbaar, niet alleen voor vakspecialisten.
Voor reacties op De lêzer is in duvel zie hieronder: Veenbaasdiscussie
Harmen Wind (bes.) – In dynamyske diskusje Reaksjes op it literatuerkrityske wurk fan Jabik Veenbaas (2003)
In deze bundel staan reacties op de essays van Jabik Veenbaas in De lêzer is in duvel (2003). Sommige reacties zijn uitgesproken op een symposium naar aanleiding van de essaybundel, andere zijn tijdschriftartikelen. Veenbaas riep de discussie nadrukkelijk op en in de meeste reacties wordt hij behoorlijk aangevallen. Niet altijd gebeurt dat subtiel; de stukken van S.H.P. de Jong zijn ongenuanceerde scheldkritieken, die de waarde van deze bundel wel wat omlaag halen. Ook de inleiding van Harmen Wind is niet sterk. Gelukkig staan er genoeg waardevolle reacties in die de titel van de bundel rechtvaardigen. De door Veenbaas besproken en min of meer aangevallen schrijvers Riemersma en De Haan dienen Veenbaas aardig van repliek. Maar ook A. Soepboer en J. Bilker gaan kritisch en serieus in op een aantal aspecten van Veenbaas’ essaybundel. Bilker bijvoorbeeld is enthousiast over het feit dat er een bundel Friese essays over de Friese literatuur verschenen is, maar vindt bepaalde uitspraken van Veenbaas wel wat driest. De Friese-literatuurminnaar kan blij zijn met deze literaire polemiek.
Jabik Veenbaas – De brulloft fan Valentijn Ferhalen (2000)
De zeven verhalen in deze tweede verhalenbundel van Veenbaas, die we ook kennen als vertaler van Friese gedichten en als criticus, zijn bewust in nogal uiteenlopende stijlen geschreven. ‘Weitsje oer my’ bijvoorbeeld is opgebouwd uit korte dagboekfragmentjes en in het openingsverhaal lopen drie verschillende verhaallijnen, in drie verschillende lettertypes, door elkaar. In het titelverhaal is ene Valentijn aan het woord in een lange monoloog, waarin hij praat tegen een onduidelijke geliefde. Hij praat aan een stuk door in korte zinnetjes, telkens gescheiden door drie puntjes. Het wordt steeds duidelijker dat deze Valentijn niet ‘normaal’ is. Ook de hoofdpersonen in de andere verhalen zijn op een of andere manier beschadigd. Soms is daar een duidelijke oorzaak voor aan te wijzen. Jennifer, in ‘De grot’, wordt bijvoorbeeld gepest en de ik-persoon in ‘De jonge en it wetter’ legt zelf uitvoerig uit waarom hij zo door het water gefascineerd is. De schrijver maakt het de lezer niet altijd makkelijk, maar levert wel een bundel interessante en over het algemeen toch ook vlot leesbare verhalen af