Gryt Witbraad

Gryt Witbraad – Dagen Gedichten (2001)

De debuutbundel van Gryt Witbraad (Prelude, 1998) is over het algemeen welwillend besproken. In Hjir (1999, nr 1) noemde Jan Kooistra die bundel een heel aardig begin. Zelf schreef ik (zie hieronder) onder andere: de rijmloze gedichten zijn niet erg moeilijk, bevatten vaak een aardig beeld en een beheerste, soms regelmatige opbouw. Van deze nieuwe bundel, Dagen, zou ik eigenlijk wel hetzelfde kunnen zeggen: het zijn aardige gedichten, bepaald niet slecht, maar er zit ook wel heel erg weinig spannends, verrassends of intrigerends in.

Het eerste gedicht belooft wel wat; de dichteres zegt te zingen voor de mensen ‘die niet kunnen meedoen’, ze wil liedjes van troost maken dus. En misschien doet ze dat ook wel in de rest van de gedichten. Het tweede gedicht gaat over het huwelijk: dat het pad soms langs de boterbloemen en het zingende fluitenkruid gaat, maar dat er ook dagen van onweer zijn. Met de aanbeveling: neem het leven per dag. En zo gaat dat de hele bundel door. Echt aardige beelden van het skûtsjesilen waarin de ik-figuur de vader denkt te zien, over Ghandi (’40 jaar na zijn gewelddadige dood’), over de dagelijkse bezigheden van de buurvrouw, over het zien slapen van een kind (slaapt het wel, het is toch niet dood?) en ga zo maar door. Misschien hadden het, op rijm gezet en met een mooi melodietje, inderdaad allemaal heel fraaie liedjes kunnen worden, liedjes van troost voor het leven van alledag, maar echt heel goede gedichten worden het niet.

Je had zo graag gewild dat het beloftevolle van de eerste bundel zich uitbetaald had in deze tweede, maar de poëzie is op hetzelfde niveau gebleven. Je kan zien dat er aandacht besteed is aan de opbouw van de gedichten: onregelmatige strofen, meestal wat korte versregels, waarin vaak geen woord teveel staat, met beheerste enjambementen. Er komen, en daar is op zich niets op tegen, dezelfde thema’s terug als in de eerste bundel: natuurbeelden (in de zomer, in de winter, het dorp Sânfurd), jeugdherinneringen; er staan een paar geëngageerde gedichten in, over Ghandi, over een asielzoekersmeisje tijdens onze bevrijdingsdag, over Pinochet.

Al met al zijn er wel degelijk gedichten bij die enigszins ontroeren of die door middel van een aardig beeld een fraai plaatje schilderen of mooi een gevoel weergeven. Het is zeer toegankelijke poëzie, die een breed publiek zal aanspreken. Wat dat betreft is er niks op tegen om zulke poëzie uit te geven. Met deze bundel kun je heel wel een uurtje nuttig doorbrengen en dat levert meer op dan menig uurtje voor de tv.

Gryt Witbraad – Prelude Gedichten (1998)

Vanaf 1992 verschijnen er af en toe gedichten van Gryt Witbraad (1944) in krant of (literair) tijdschrift. Die gedichten zijn nu met andere in deze debuutbundel opgenomen. Er zijn drie afdelingen van respectievelijk 7, 15 en 8 gedichten. In het eerste deel gaan de gedichten over het Aldegea (Wymbritseradeel) in de jeugd van de dichteres; over de kerkgang, over de moeder die staat te wassen, over de moeder die overlijdt. De melancholie uit die gedichten is ook terug te vinden in de tweede afdeling, al zijn de onderwerpen anders. De gedichten laten een ik-figuur zien die op zoek is en steun zoekt bij anderen: de vader, de geliefde of een kind. Zonder nu direct een meelijwekkend verschijnsel te worden is de mens in die gedichten iemand die er niet in slaagt om complete grip op de wereld te krijgen. In het eerste gedicht van de laatste afdeling is het de roep van een scholekster in het begin van de lente die het mogelijk maakt om het leven wat vrolijker te bekijken, maar twee gedichten later is het al weer herfst en dooft de glinstering door de invallende duisternis. De rijmloze gedichten zijn niet erg moeilijk, bevatten vaak een aardig beeld en een beheerste, soms ook regelmatige opbouw.