Eeltsje Hettinga – Gerben Rypma – de keunstner fan it dûbele krús (2012)
Een groot kunstenaar was hij misschien niet, en vernieuwend al helemaal niet, maar een aparte man die zeer verdienstelijke realistische schilderijen maakte, was boerenzoon Gerben Rypma (1878-1963) wel. Schilder, dichter en boerenknecht Gerben Rypma woonde zijn hele leven in zijn geboortestreek rond Sanfurderryp en dat is ook de wereld die hij schilderde. Zijn leven en werk zijn beschreven in een prachtig boek dat voor de helft ook gevuld is met afbeeldingen van werk van Rypma. De selectie van de schilderijen en tekeningen is gemaakt door de Gerben Rypma Stifting die zich ten doel heeft gesteld de nalatenschap van Rypma te beheren, en die ook Eeltsje Hettinga opdracht heeft gegeven tot het schrijven van een uitgebreide biografische schets.
Hettinga begint met een mooie sfeerbeschrijving uit 1939, het jaar waarin Gerben Rypma op sterven na dood was. Rypma leefde al jaren teruggetrokken met een paar koeien in een hutje bij de Aldegeaster Brekken in Sanfurderryp en had een longontsteking opgelopen. Een zwager bracht de doodzieke Rypma naar een ziekenhuis en vandaar naar een bejaardentehuis in Blauhûs, waar hij nog tot 1963 zou wonen en werken. In een aantal hoofdstukken beschrijft Hettinga kort maar krachtig het leven van Rypma, althans het weinige dat bekend is over deze ‘kluizenaar van de Brekswâl’. Redelijk uitvoerig bespreekt hij ook de ontwikkeling van het dicht- en schilderwerk van deze kunstenaar. Zo besteedt hij een heel hoofdstuk aan de eventuele invloed van de Rooms-Friese beweging op de ontwikkeling van het Fries schrijven van Rypma, maar hij ziet meer invloed van negentiende-eeuwse burgerlijke auteurs als Waling Dykstra.
Naast invloed van Waling Dykstra bespeurt Hettinga ook die van Guido Gezelle, van wie Rypma gedichten in het Fries vertaalde. Niet alleen in zijn schilderijen, ook in zijn poëzie is Rypma traditioneel. Over de kwaliteit van diens dichtwerk is Hettinga eerlijk: niet altijd stelt dat literair gezien wat voor. Rond 1920 schreef Rypma veel gedichten; hij probeerde zich wat los te maken van de volksaardige poëzie en, beïnvloed door de Tachtigers, een wat individualistischer weg in te slaan. Toch blijft hij een zeer traditionele dichter en staat hij, zoals Hettinga even aanstipt, bijvoorbeeld mijlenver af van de moderne dichters als Paul van Ostaijen.
Op de lagere school kon Gerben Rypma al heel aardig tekenen en hij ontwikkelde zich samen met de schilder Jaring Walta tot de realistische kunstenaar die hij zijn hele leven zou zijn. Hettinga laat even mooi het verschil zien tussen de ontwikkelingen op schildergebied in Groningen, waar het modernisme in de vermaarde kunstenaarsvereniging van De Ploeg een goede voedingsbodem vond, en de schilders in Friesland die veel traditioneler bleven. De meeste schilderijen, aquarellen en tekeningen van Rypma zijn dan ook technisch goede, maar vooral brave afbeeldingen van landschappen, boerderijen, koeien, paarden, geiten, schapen en varkens. Opvallender zijn Rypma’s portretten, van bekende personen als Piter Jelles Troelstra of Obe Postma, maar ook van talloze onbekenden; het zijn veelal doorleefde en tekenende portretten.
In de loop van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw schreef Rypma steeds minder gedichten en ging hij meer schilderen. Ook van zijn schilderwerk kon hij niet leven en in de dertiger jaren verwaarloosde hij zichzelf steeds meer, met bovengenoemd resultaat. Na de Tweede Wereldoorlog schreef Rypma geen gedichten meer, schilderen deed hij wel. In de laatste bladzijden van zijn ook rijk geïllustreerde biografische schets schrijft Hettinga over de waardering van het dubbeltalent van Rypma in de laatste jaren van zijn leven en na diens dood.
Het is geweldig dat zo’n mooi verzorgd Fries boek over een Friese schilder-dichter gemaakt en betaalbaar uitgegeven is. Daar was de financiële steun van een tiental stichtingen, fondsen en instellingen voor nodig en uiteraard vooral het initiatief van de Gerben Rypmastichting en de inzet van de auteur van de goed leesbare, uitgebreide en keurig verantwoorde biografische schets van Gerben Rypma. Het enige minpuntje vind ik dat er nergens een datering staat bij al die afbeeldingen van Rypma’s schilderijen en tekeningen.
Gerben Rypma – Ik haw myn dreamen hân en fragen Ynlieding en seleksje Teije Brattinga. 2e fermearderde printinge (1994)
Gerben Rypma (1878-1963) is vaak in de hoek van de volksschrijvers geplaatst. Toch heeft hij, volgens sommigen, ook poëzie van literair niveau geschreven. Dat beweert onder andere Teije Brattinga, samensteller van deze tweede, vermeerderde druk van een bloemlezing met poëzie van Rypma (1e druk 1965). In deze uitgave zijn de gedichten in drie afdelingen ondergebracht: natuurlyriek, persoonlijke strijd en godsdienstige poëzie. In de natuur vindt Rypma zijn jeugd terug, waarnaar hij in zijn poëzie vaak terug verlangt. De gedichten doen een tikje ouderwets aan, vooral ook doordat Rypma het moraliseren niet altijd laten kan. Beeldspraak, vorm en vaak een persoonlijke kleur die aan een natuurbeeld gegeven wordt, maken de gedichten ook nu nog goed leesbaar. In een los bijgevoegde brochure geeft samensteller Brattinga uitleg over het leven en werk van Gerben Rypma en verantwoordt hij deze nuttige uitgave.