Geert Mak – Hoe’t God ferdwûn út Jorwert. In Nederlânsk doarp yn de tweintichste ieu. Oersetting Abe de Vries. 2017
In 1996 verscheen Hoe God verdween uit Jorwerd, de klassiek geworden beschrijving van de veranderingen in een klein dorp in de tweede helft van de twintigste eeuw. Een Fries dorp dat model bleek te staan voor de ondergang van een traditionele boerensamenleving.
Deze klassieker is nu in het Fries vertaald, want het motto mocht dan een Fries gedicht van Obe Postma zijn en in diverse hoofdstukken stonden wel wat Friese woorden en zinnetjes, maar het verhaal over het Friese dorpje zelf was natuurlijk in het Nederlands. Abe de Vries zorgde voor deze Friese vertaling, verschenen bij uitgeverij Het Nieuwe Kanaal, en het voegt werkelijk wat toe om de inmiddels bekende geschiedenis in het Fries te lezen. De Vries zorgde voor een adequate vertaling waarin de beeldende stijl van Geert Mak goed te herkennen is, en de dialogen worden door het Fries zelfs nog extra levendig.
In de twaalf hoofdstukken, die telkens verdeeld zijn in paragrafen, maken we kennis met een aantal inwoners van Jorwerd en via hun verhalen zien we het dorp veranderen. Zo doet, bijvoorbeeld, vlak na de Tweede Wereldoorlog de eerste melkmachine zijn intrede in het dorp. In de loop der jaren krijgen de boeren te maken met allerlei maatregelen vanuit de regering en ’Europa’, die leiden tot schaalvergroting en belemmeringen als melkquota. We zien de vooruitgang in het dorp en de daarmee onvermijdelijk gepaard gaande achteruitgang, zoals het verdwijnen van de middenstand. Er gebeurt veel: de dorpstoren stort in, de bus komt niet meer in het dorp en ook het verenigingsleven verandert ingrijpend, al houdt het openluchtspel stand.
Mede dankzij het feit dat hij enkele maanden zelf in Jorwerd woonde, kan Mak putten uit talrijke anekdotes over Jorwerd en zijn inwoners. Die persoonlijke verhalen en uiteraard de soepele manier waarop Mak ze opschrijft, maken dat het boek niet alleen razend interessant is vanwege de historische en sociaaleconomische ontwikkelingen, maar ook uitermate boeiend om te lezen. Een van de ontroerendste verhalen is dat van Hendrik en Gais Meinsma. Als het met het schildersbedrijf van Henrik slecht gaat, door allerlei eisen waar hij niet aan kan of wil voldoen, takelt Hendrik steeds verder af tot Gais hem vindt in de schuur waar hij zelfmoord gepleegd heeft.
Aardig in deze Friese uitgave is ook het nawoord dat Geert Mak ruim vijftien jaar later toevoegt. Folkert, een van de figuren die regelmatig voorkomt in het boek, is overleden en daarmee is alleen Gais nog over als ‘laatste levende getuige van een andere wereld’. De weinige overgebleven boeren zijn met hun tijd meegegaan: een van die boeren runt het bedrijf met een zoon die in Canada studeert. Die kan vanuit Canada op de computer zien als een speen van een koe niet goed op de melkmachine is aangesloten. Maar vooral valt het Mak op dat het in de velden rond Jorwerd zo stil geworden is, waar hij twintig jaar eerder nog zoveel weidevogels hoorde en hij haalt daarbij de ‘landschapspijn’ van Jantien de Boer aan.
Mak heft in dit nawoord niet alleen een klaagzang aan, maar wijst bijvoorbeeld ook op de hoge kwaliteit van bestaan in het hedendaagse Jorwerd, met een ruimte die in Europa kostbaar geworden is. Ook de digitale revolutie is een zegen geweest voor dorpen als Jorwerd: nu maakt het voor veel beroepen niet meer uit of je in Londen, Amsterdam of Jorwerd zit. En zelfs voor de boeren ziet Mak, dankzij gespecialiseerde, kleinschalige en soms biologische productievormen nog wel lichtpuntjes.
Mak eindigt het nawoord met de nazit van de begrafenis van Folkert in december 2009: “Op it toaniel leine, foaroan, de belangrykste attributen fan Folkert syn libben: syn akkordeon, syn damboerd en syn pakje sjek. (…)
Yn ‘e jûnsskimer bûten hearden wy de tsjerkfâld noch mei syn skeppe. It wie allegear foarby, dêr wiene wy wis fan, en wy hiene gjin idee wat der no barre soe.”