Mearkes fan Grimm Oersetting: Anne Tjerk Popkema; yllustraasjes: Peter Boersma & Hilda Groenesteyn. (2012)
Eind 1812 begonnen Jakob en Wilhelm Grimm met de publicatie van hun Kinder- und Hausmärchen, sprookjes die ze verzameld hadden via verschillende vertellers, of beter vertelsters. In 1815 verscheen deel 2. De verzameling van zo’n tweehonderd nogal kaal vertelde sprookjes verkoopt slecht. Enkele jaren later trekt de wat strengere filoloog Jakob zich terug uit het project als broer Wilhelm de sprookjes bewerkt en wat smeuïger maakt. Vanaf 1825 worden de sprookjes van Grimm een succesverhaal, als Wilhelm een selectie van vijftig sprookjes op de markt brengt, waaronder klassiekers als ‘Roodkapje’, ‘Assepoester’, ‘Doornroosje’ en ‘Hans en Grietje’.
Het is deze verzameling van vijftig sprookjes die Anne Tjerk Popkema, in 2012 winnaar van de Obe Postmaprijs voor zijn vertaling van De hobbit, gebruikte voor deze Friese versie van de sprookjes van Grimm. De uitgave is bedoeld voor een publiek van zowel kinderen als volwassenen. Dat is een lastige opgave voor een vertaler die natuurlijk ook niet al te veel van de originele versie wil afwijken. Popkema is er goed in geslaagd om een soort voorleestoon die Wilhelm Grimm in de sprookjes aanbracht ook in het Fries tot uitdrukking te brengen. Een enkele keer moest hij blijkbaar wel ietsje vrijer vertalen of anders bijvoorbeeld rijm in een versje laten vervallen, zoals in het versje dat de duifjes tegen Assepoester (Jiskepûster) zeggen. Soms verzint hij mooiere oplossingen dan ik in Nederlandse vertalingen gezien heb, zoals bij het versje in ‘Fitsers fûgels’ (Vleerken vogel), of dan in het Duitse origineel, zoals bij de rijmpjes in ‘Kening Klysterburd’.
De vertaler permitteert zich meer kleine vrijheden. Zo laat hij meer sprookjes dan in het origineel beginnen met ‘Der wie ris’ (‘Er was eens’). Een van die sprookjes is dat van de hond en de mus. In het origineel gaat het om een ‘Schäferhund’, een herdershond, waar de vertaler mooi Fries van maakt: ‘in bijke’. De hond, verwaarloosd door zijn baas wordt door een mus aangesproken, in het origineel met het assonerende ‘Bruder Hund’, in het Fries met het allitererende ‘Bijke broer’. Het zijn onder andere dit soort kleinigheden waarmee de vertaler laat zien welke aandacht hij aan deze vertaling besteed heeft.
Een mooie vondst is het om het sprookjes van de visser en zijn vrouw in het Hindeloper dialect (vertaald door Gosse Blom) op te nemen; achter in het boek staat een ‘gewone’ Friese vertaling. Het sprookje was door de gebroeders Grimm gepubliceerd in het Platduitse dialect van Pommeren. Het sprookje ‘De jeneverbeam’, in het origineel ook in Platduits dialect, staat overigens wel gewoon in het Fries. Dat verhaal is één van de twee sprookjes waar een teken bij staat dat er zulke wrede gebeurtenissen in voorkomen dat het de vraag is of het voor kinderoren bestemd is. Terecht zegt het voorwoord dat er best over te discussiëren is over de keuzes die daarin gemaakt zijn, er zijn namelijk wel meer sprookjes waar wrede dingen in gebeuren.
Dit is uiteraard niet de eerste keer dat sprookjes van Grimm in het Fries vertaald zijn. Al in de negentiende eeuw vertaalden eerst Harmen Sytstra en later Nynke van Hichtum enkele sprookjes. Eind twintigste eeuw bewerkte Jant Visser-Bakker in twee delen een tiental van deze sprookjes in het Fries. Eigenlijk is het wel merkwaardig dat het tot het Grimm-jaar 2012, tweehonderd jaar na verschijning van de eerste verzameling sprookjes, moest duren voordat zo’n grote selectie van vijftig sprookjes van Grimm in het Fries verscheen. Het belang van deze uitgave wordt nog versterkt door de werkelijk fantastische illustraties.
Bij elk sprookje maakte schilderes, grafisch vormgeefster en illustratrice Hilda Groenesteyn een moderne, gestileerde tekening, bijvoorbeeld van de hoofdpersoon of van een belangrijk attribuut als een spinnewiel. Peter Boersma gebruikte die tekeningen vervolgens in collages waar heel wat op te ontdekken valt: naast de tekening van Groenesteyn zijn in elke collage flarden te zien van tekeningen van Otto Ubbelohde in een Duitse uitgave uit het begin van de twintigste eeuw, plus fragmenten van zinnetjes uit de originele Duitse tekst. De samenwerking tussen Groenesteyn en Boersma is uitermate geslaagd en zet de kroon op deze mooie Friese versie van de sprookjes van Grimm.