Elske Schotanus

Elske Schotanus – Kyra. In skiednis dyt spilet yn it jier fan de rôt. (2020)

In 2022 verscheen de Friese ‘graphic novel’ of beeldroman Kyra van Elske Schotanus. Nu is beeldroman misschien niet helemaal de juiste term voor dit boek, beeldnovelle zou misschien beter zijn, of ‘grafische novelle’, zoals Sirkwy het noemt. In ieder geval past het genre heel goed bij deze auteur. Het is een genre dat de laatste tien jaar sterk opgekomen is en ze houdt er wel van om wat nieuws uit te proberen, al is ze daar niet op uit, zegt ze in een interview. Haar vorige boek was de Friese ‘Facebookroman’ De raven (2020), een roman die ze eerst als feuilleton op Facebook plaatste.

Maar meer nog past het genre van de beeldroman haar omdat Schotanus zowel schrijver als beeldend kunstenaar is. En in een beeldroman vallen nu eenmaal beeld en tekst samen, en dat gebeurt ook in de beeldnovelle Kyra. Dat vereist dan ook een speciale manier van ‘lezen’ waarbij het bekijken van het beeld minstens zo belangrijk is als het lezen van de tekst.

Want alleen ‘lezen’ werkt niet bij de beeldnovelle Kyra van Elske Schotanus. Het boek speelt zich af in ‘het jaar van de rat’ (2020) zoals de ondertitel aangeeft: ‘In skiednis dy’t spilet yn it jier fan de rôt’. Het begint er al mee dat die ondertitel in wezen dubbelzinnig is. ‘Het jaar van de rat’ is een om de twaalf jaar terugkerend Chinese aanduiding van een jaar (in dit geval van 25 januari 2020 tot 11 februari 2021). Daar horen de positieve elementen ‘lef en vertrouwen’ bij, terwijl voor de gemiddelde westerling een rat meer negatieve dan positieve elementen heeft.

Vooral als ziekteverwekker, bijvoorbeeld als verspreider van een epidemie als de pest, heeft de rat in ieder geval in West-Europa een slechte naam gekregen. En laat Kyra nu voor een belangrijk deel gaan over de epidemie waar we in 2020 mee te maken kregen, ook al was de vermoedelijke oorspronkelijke verspreider van corona geen rat maar een vleermuis. De vleermuis duikt dan ook al op het omslag op, en valt vooral op bij het schutblad dat fel rood gekleurd helemaal leeg is … op een vleermuis na die aan de rechterbovenkant van het blad lijkt te hangen.

Het verhaal van Kyra begint met twee pagina’s waarop onder andere een gesprek staat tussen een man en een vrouw die in januari 2020 naar Schiermonnikoog gaan en zich verkneukelen over die rare Chinezen die mondkapjes dragen vanwege een ‘griepje’ dat daar heerst. Maar ondertussen zijn heel vaag op de achtergrond al de onheilspellende krantenberichten te zien waar we kort daarop mee te maken zouden krijgen, bijvoorbeeld over vliegtuigen uit de EU die burgers uit China ophaalden om de epidemie te ontvluchten.

Ook veelzeggend zijn de twee volgende bladzijden. Op de rechterbladzijde zijn de man en de vrouw twee schimmen die in het pikdonker naar een lichtje op zee en een vaag sikkelmaantje kijken. “Wat ha wy it noflik, net? Sa tegearre…” zeggen ze tegen elkaar. Op de linkerbladzijde staat een fragment uit het dagboek van de vrouw (de hoofdpersoon van het verhaal) waarin vooruitgeblikt wordt op activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van de viering van 75 jaar bevrijding. Nu weet de lezer natuurlijk dat al die festiviteiten niet door zouden gaan en dat maakt de twee bladzijden, samen met het feit dat die bladzijden op het dagboekfragment en de vage schimmen van de twee personages na geheel zwart zijn, ook onheilspellend.

En ja hoor, nadat de man en de vrouw na het weekend elk naar hun eigen ‘torentje’ zijn teruggegaan met ‘dertig kilometer tuin tussen hen in’, barst eerst carnaval los (met bont gekleurde feestelijke bladzijden) en daarna corona, met persconferenties waarop doventolk Irma Sluis zo treffend de woorden van minister-president Rutte en minister De Jonge  in gebarentaal vertaalde. En inderdaad: het gebaar voor ‘hamsteren’ is in het beeld terug te vinden!

En dan gaat het ook mis tussen de man en de vrouw en moet het hoofdpersonage zich in haar eentje door de coronatijd worstelen. Dat ga ik allemaal niet navertellen. Niet omdat het verhaal ingewikkeld is, of omdat ik de afloop niet wil verklappen. Dat wil ik best: de vrouw slaat zich er doorheen, met behulp van Kyra, de hond van haar broer op wie zij een tijdje moet passen. Nee, ik vertel dat verhaal niet verder omdat het niet (alleen) om het verhaal gaat. Het gaat om de manier waarop het verhaal met heel weinig woorden en des te meer beeld verteld wordt. En dat is, ook al heb ik het voor de eerste bladzijden van het boek geprobeerd, haast niet te beschrijven.

In Kyra vertelt de auteur/kunstenaar het verhaal via een grote verscheidenheid aan vormen. Behalve dagboekfragmenten staan er krantenberichtjes in, teksten in ballonvorm als in een echte strip, maar ook duikt bijvoorbeeld de Friese vertaling van het bekende gedicht ‘De waterlelie’ van Frederik van Eeden op. En het beeld bestaat niet uit één bepaalde tekenstijl, maar naast ‘gewone’ tekeningen wordt het beeld bepaald door (digitaal) bewerkte afbeeldingen.

Daarbij gaat de kunstenaar/schrijver subtiel genoeg te werk. Bij het kijken naar het beeld zie je bijvoorbeeld expliciete verwijzingen naar de werkelijkheid van het coronajaar (zoals berenspeurtocht, horecaproblematiek, protesten tegen het ‘coronacircus’), maar vaak ook zijn verwijzingen implicieter. Uitgelegd wordt er niet veel, om deze beeldnovelle te waarderen moet je op zijn minst wel op de hoogte zijn van wat er in het coronajaar 2020 zo’n beetje gebeurd is.

In de grafische novelle Kyra zie je wat een coronajaar kan aanrichten bij een individu, een personage in een beeldroman, maar door Schotanus knap voorgesteld als een mens van vlees en bloed die in onze tijd en wereld leeft. En die gevoelens heeft, twijfels, maar ook een wil om door te gaan, om er wat van te maken. En dat laatste lukt dus onder meer door het optreden van de honden Kyra en Blomke. Je hoeft overigens geen hondenliefhebber te zijn om deze beeldnovelle van Elske Schotanus te waarderen. Ik ben dat wel, maar juist met een border collie (Kyra) of een poedel (Blomke) heb ik nou echt helemaal niks.

Elske Schotanus – De raven. Hoe’t Elske Schotanus de privacy fan har famyljeleden skeint. Facebookroman. (2020)

Toen ze op 23 mei 2019 op Facebook een stukje over een (fictieve) broer schreef, had ze niet gedacht dat er een boek uit ontstaan zou. Althans, zoiets schrijft Elske Schotanus in het nawoord van De raven (De raaf), dat nu gepresenteerd wordt als ‘de eerste Friese Facebookroman’, het eerste boek dat in het Fries als feuilleton op Facebook verscheen. Het boek kreeg als ondertitel ‘Hoe’t Elske Schotanus de privacy fan har famyljeleden skeint’, oftewel: hoe de schrijfster de privacy van haar familieleden schendt. Die ondertitel is speels verwarrend, want Elske Schotanus de schrijfster is niet dezelfde als Elske Schotanus als romanfiguur, al lopen ze behoorlijk door elkaar.

De familieleden van het romanpersonage Elske Schotanus, de ik-figuur in De raven, zijn drie broers en een zus. Gjalt is de oudste en hij verschijnt na jaren in het buitenland gezeten te hebben aan het begin van het boek bij zijn zus Elske in Heerenveen. Hij zegt dat hij in een vakantiehuisje in Gaasterland zit, maar het zal later blijken dat hij zich gevestigd heeft in het ruime, negentiende-eeuwse landhuis dat de vader en moeder van het gezin Schotanus met de nog kleine eerste kinderen moesten verlaten.

Met Gjalt die zestien jaar ouder is, heeft Elske sinds diens vertrek naar het buitenland jaren geen contact meer gehad, zoals ze ook geen contact heeft met haar vijftien jaar ouder zus Okje en met Okjes tweelingbroer Sake die het syndroom van Down heeft en in een tehuis zit. Alleen met Hayo, twee jaar jonger dan Elke, heeft ze contact en met hem gaat ze naar Gaasterland, op zoek naar Gjalt, naar de geschiedenis van Huize Meretha en later – nu ook met Okje – op zoek naar Sake die uit zijn tehuis weggelopen is om naar Gjalt te gaan.

Naast de personages die fungeren in het familieverhaal zijn er nog enkele bijfiguren die een rol spelen in het Facebookgedeelte van het verhaal. Dat zijn wat Facebookvrienden van wie de schrijfster aan het begin van elk hoofdstuk soms wat opmerkingen bespreekt. De belangrijkste daarvan is Aacht, een nogal nieuwsgierig type, die op het laatst zelfs een grotere rol toebedeeld krijgt in het verhaal.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik verleden jaar op een gegeven moment afgehaakt was. Hoe graag ik ook Fries lees, ook op Facebook, ik was de draad van het verhaal kwijt, doordat ik wel eens een paar dagen oversloeg en niet altijd zin had om weer terug te bladeren. Nu las ik in boekvorm alles achter elkaar en viel het me pas goed op hoe lekker het verhaal leest. Dat komt deels door de vlotte schrijfstijl van de auteur en deels door het verhaal dat een zekere spanning kent, maar even vaak grappig is. Als lezer word je door de fragmentarische opbouw nieuwsgierig gemaakt, niet alleen naar het vervolg van het verhaal zelf, maar vooral ook naar die aparte familie in dit verhaal. En regelmatig valt er wel wat te gniffelen om grappige gebeurtenissen of opmerkingen.

Naast de familieleden is ook een belangrijke rol weggelegd voor een geheimzinnige raaf die op verschillende momenten en plaatsen in het verhaal opduikt en datzelfde geldt in mindere mate ook voor een drone. Die geheimzinnige elementen worden goed gedoseerd door het verhaal heen gestrooid. Ach, en dat het verhaal een prachtig ontroerend happy end heeft, met nog een grappig slotakkoord over Aacht erbij, dat mag dan ook best een keertje.

Ik heb het niet echt gecontroleerd, maar in het nawoord zegt de auteur dat ze de Facebookstukjes voor het boek nauwelijks aangepast heeft, op wat typfouten en enkele inconsequenties na. Toegevoegd zijn de titels die vrijwel nooit boven de Facebookstukjes stonden. Het boek is opgebouwd uit 47 hoofdstukjes; het kortste hoofdstukje beslaat nauwelijks een pagina tekst, het langste zo’n acht pagina’s. Elk hoofdstukje heeft een nummer – in het boek keurig van 1 tot en met 47 genummerd; op Facebook ging die nummering nog wel eens mis – een datum van plaatsing op Facebook, een foto en nu dus ook een titel.

Die titels zijn soms wat merkwaardig, maar, legt Schotanus in haar nawoord uit, dat komt omdat ze niet altijd slaan op het familieverhaal, maar op de afbeeldingen die op Facebook bij de verschillende afleveringen stonden en die in het boek in zwart-witfoto’s afgedrukt staan. Die zwart-witte afbeeldingen steken jammer genoeg soms wel wat grauw af tegen het juist zo kleurige verhaal.

In het nawoord (‘Neiwurd en ferantwurding’) staat ook een interessante beschouwing van bijna twintig bladzijden over het feuilleton. Daarin geeft Schotanus een kort overzicht van de geschiedenis van het feuilleton dat met name in de negentiende eeuw ook door schrijvers van naam (Dickens, Goethe, Tolstoi en in Nederland Couperus) geschreven werd. Romans als Anna Karenina en Eline Vere kwamen pas in boekvorm nadat ze als afleveringen in een krant verschenen waren.

Ook in het Fries werden in de negentiende en twintigste eeuw in kranten en tijdschriften verhalen in afleveringen opgenomen. Zo verschenen er vooral in de eerste helft van de twintigste eeuw in Friese bladen feuilletons van toen veel gelezen schrijvers als Abe Brouwer, Rintsje Sybesma of Ulbe van Houten. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen bijvoorbeeld de Friese vertaling van Orwells Animal Farm als feuilleton in het blad De stim fan Fryslân. Tegen het eind van de twintigste eeuw leek het feuilleton echter wel te verdwijnen, maar Schotanus constateert een opvallende opleving in het begin van de 21e eeuw.

Als toegift op de roman en het nawoord volgt dan nog een ‘zomers verhaal’ van krap vier bladzijden: ‘In magysk momint’. Elske Schotanus schreef het voor BoekSimmerBoek, een feestelijke literaire avond op 21 juni 2019 in Drachten, waar ze het verhaal voorlas. Omdat het ook over familiebanden gaat, besloot ze het verhaal als extraatje achter de roman op te nemen.

De raven is geen literair kunststukje, zegt de schrijfster zelf in een interview. En in het nawoord zegt ze ook, als ze het heeft over een feuilleton, waarschijnlijk van Johannes Kinker, in de negentiende-eeuwse krant De Avondbode: “Ferwize nei de aktualiteit, it ynsetten fan cliffhangers, de lêzer direkt oansprekke: de lêzer dy’t sawol weet hat fan Johannes Kinker syn feuilletons as De raven lêst, sil konkludearje: der is neat nijs ûnder de sinne.”

Niets nieuws onder de zon, geen literair kunststukje, dat mag dan allemaal zo zijn, het neemt niet weg dat Elske Schotanus met De raven een bijzonder aangename Friese roman geschreven.

Elske Schotanus – Wurk (2017)

Het gegeven mag misschien wat clichématig zijn: een keurige zakenman wordt op zijn werk opzij gezet, neemt de trein, pakt zomaar een fiets en staat even later op een kruispunt: “Hjir stean ik, tinkt er, en ik kin alle kanten op. Letterlik en figuerlik”. Dat gegeven is in de nieuwe roman van Elske Schotanus, Wurk, op een geslaagde manier intelligent en speels uitgewerkt.

Eén van de speelse elementen is het vervlechten van de gedachten van de hoofdpersoon, meestal herinneringen, in het verhaal. Door zijn plotselinge vlucht en de vrijheid die hij daarmee creëert, reflecteert Jasper voortdurend op wie hij is en wat hij bereikt heeft. Daarbij schieten hem steeds fragmenten van zijn verleden door het hoofd. Dat varieert van gebeurtenissen op de lagere school, via zijn studietijd (HEAO) tot aan dingen die we als lezer zelf eerder meebeleefd hebben. Die gedachten van Jasper staan in een lichte kleur gedrukt direct tussen de gebeurtenissen uit het heden.

Jasper heeft een goede baan in het bedrijfsleven, hij is zestig en heeft een veel jongere vriendin, Marianne. Hij heeft het idee dat hij zijn werk prima doet en haalt dan ook veel opdrachten binnen. Tot hij, zonder dat hij het ziet aankomen, gepasseerd wordt. Dan blijkt ook al snel hoe hij zijn werk eigenlijk met tegenzin gedaan heeft en hoeveel woede hij opgebouwd heeft tegen het wereldje waarin hij werkte en leefde. Ook ziet hij in dat hij veel signalen heeft gemist dat men hem op het werk steeds minder nodig heeft gehad.

Tot dat inzicht komt Jasper al tekenend en schetsend, want op zijn vlucht heeft hij een schetsboek en tekenpotloden gekocht. Een van zijn eerste herinneringen is het tekenen op de basisschool en een van de eerste vragen die hij zichzelf stelt, is: “Wat as er nei de HAVO yndied in keunstoplieding dien hie?” Maar de kunstacademie kreeg hij thuis niet voor elkaar en het werd de HEAO: “Dat artistikerige gedoch, dat wie mear wat foar lju út Amsterdam. Yn saken, dát soe wat wêze. De wite board om, altiten skjinne hannen en in knap stik brea fertsjinje. De âldelju hiene it bêste mei him foarhân en oant op beskate hichte wie it slagge.”

Speels zijn de hoofdstuktitels, zoals ‘Net wurkje, netwurkje’ voor een hoofdstuk waarin Jasper galeries bezoekt, of ‘Cambuur of It Hearrenfean’ voor het hoofdstuk waarin een gleriehouder hem duidelijk maakt dat hij niet zomaar bij een andere galerie kan exposeren. Een aardig element is ook de figuur van Sytse Cavalier. Na een paar dagen in de vogelkijkhut hoort Jasper iemand in een soort halfdroom hem Sytse Cavalier noemen. En hoewel Jasper zich afvraagt of er werkelijk iemand bij hem in de hut geweest is, is er dan opeens wel een thermosfles met warme thee en er zijn droge kleren. Sytse Cavalier is de vrijbuiter die beschreven wordt in het bekende boek van Rink van der Velde Pake Sytse (1975), een van de best verkochte Friese romans ooit. In het boek van Van der Velde laat deze Sytse Cavalier rond 1930 plotseling huis en haard in de steek om ruim veertig jaar later ook zomaar weer terug te keren.

Even speels als intelligent is ook de rol die de kunst speelt in Wurk. Op de eerste dag van zijn vlucht uit het werk komt Jasper al in museum Belvedere en galerie Het Gemaal en komt hij in aanraking met het werk van de schilder Sjoerd de Vries. Hij hoort dan in zijn herinneringen oud-collega’s uit de zakenwereld over kunst praten in een hoofdstuk dat niet voor niets ‘Bladybladybla’ heet. De vriendin van Jasper heeft hem tevergeefs aan de Friese poëzie geprobeerd te krijgen, maar verder dan het in de boekenkast zetten van de verzamelde gedichten van Obe Postma is hij niet gekomen. Grappig zijn de speelse verwijzingen naar poëzie, zoals in de alinea waarin Marianne na Jaspers ontslag zegt dat zij wel contact opneemt met Jakob, zijn baas, omdat zij wel goed met hem kan opschieten:

‘Do dochst mar’, bromt er, op ‘e nij irritearre.

Wat se yn ‘e kop hat, hat se net yn ‘e kont, tinkt er as se de doar út is, mar it sit hem net lekker. Jakob en Marianne … Jasper krijt de tekening, by ûngelok falt it ilestykje op ‘e grûn. It liket wol in skjirke sa’t it dêr ynelkoar kringele leit, in stoffich griengriis skjirke. Marianne en Jakob … Hy flokt binnensmûlsk, om it idee dat sy Jakob … dat Jakob har … en om it papier dat, no’t it oer de flier leit, stiifkoppich hieltyd wer opkrollet.

“Hy kin net werom”, staat er een keer in het boek en dat slaat op verschillende zaken. Als Jasper zich rot voelt, denkt hij aan de gelukkige dagen in de vogelkijkhut waar hij zich bevrijd gevoeld heeft van zijn werk, maar waar hij denkt niet meer naar terug te kunnen. Hij kan al helemaal niet meer terug naar de zakenwereld. Niet alleen door zijn leeftijd, maar ook omdat hij zich daar geestelijk los van gemaakt heeft. En hij kan niet anders dan zich vastbijten in het schilderen en tekenen en het is mooi om te zien hoe hij zich daarin ontwikkelt en worstelt om een eigen stijl te vinden en ploetert om zijn werk aan de man te brengen. Mooi is ook hoe de ambachtelijke en creatieve ontwikkeling van Jasper in schril contrast staat met de geestdodende wereld van ambtelijke werkeloosheid- en uitkeringsinstanties met formulieren die ingevuld moeten worden en hun zogenaamde ‘op maat gesneden tips’.

Schotanus laat in dit boek een realistisch aandoend en weinig fraai beeld zien van de commerciële zakenwereld, waarin men zich met veel poeha beweegt. Het aardige is dat ze van de kunstenaarswereld vrijwel hetzelfde beeld schetst. Als Jasper zich tot kunstenaar ontwikkeld heeft, krijgt hij in de kunstwereld met dezelfde mechanismen te maken als in de poeha-cultuur van de zakenwereld waaruit hij ontsnapt is. Dat wordt er natuurlijk niet beter op als zakenmensen, onder wie de ex-baas van Jasper, zich in de kunstwereld bewegen, maar kunstrecensenten kunnen er ook wat van. “Brette hoannen”, zo concludeert Jasper zelf, “paradearje net allinne yn ‘e top fan it bedriuwslibben om.”

Schotanus weet het verhaal van Jasper in de kunstwereld naar een bevredigend einde toe te schrijven. Een open einde, dat wel, want het is maar de vraag hoe het verder zal gaan met Jasper. Wurk is geschreven in een even heerlijke literaire stijl als haar vorige boek, In kop as in almenak (2013), en ook de inhoud is zeker zo pakkend als in dat boek. Wurk is, kortom, een voortreffelijke roman.

 

Schotanus

Elske Hindriks – In kop as in almenak (2013)

Beeldend kunstenaar en auteur Elske Schotanus (1957) is geboren in Terbant. Na enkele jaren studie psychologie in Groningen ging ze werken in de geestelijke gezondheidszorg. Nu tekent ze en schrijft ze onder andere regelmatig journalistiek werk en columns voor het cultureel tijdschrift De Moanne. Na een Friese verhalenbundel in 2004 verscheen in 2007 haar eerste roman, Skrik, die zich afspeelt in een psychiatrische inrichting.

Het motto van haar nieuwe boek In kop as in almenak, geschreven onder het pseudoniem Elske Hindriks, is een citaat uit het Bijbelboek Prediker: “Der is gjin oantinken fen ‘e foarâlden; en de kommende slachten dy’t wêze scille, dêr scil ek gjin oantinken fen wêze by dyjingen dy’t letter wêze scille.” De auteur citeert uit de Friese Bijbelvertaling van Wumkes uit 1943 en het is wat kaal om daar (vanwege de begrijpelijkheid) de modernste Nederlandse vertaling tegenover te zetten: “De vroegere generaties zijn vergeten, en ook de komende zullen weer worden vergeten.” Want hoewel het goed één van de bedoelingen van dit boek weergeeft, mis je in het moderne citaat de sfeer die het boek ook oproept: de sfeer van voorbije tijden.

Veelzeggend voor het boek is het fragment op ongeveer eenderde van het boek. Dat fragment begint met “mist de grutte line … mar wat taskreaun … wêr’t je net altiten wat mei kinne … oansetten dy’t drama’s ûnthite wurdt neat mei dien … net trochsichtig …” en dan volgen er nog meer dan tien van dit soort opmerkingen. Een deel daarvan spookte op dat moment inderdaad door mijn hoofd. Ik was zelfs al een keer opnieuw in het boek begonnen omdat ik de draad niet meer kon volgen. Dat lag overigens niet alleen aan het boek, want ik probeerde dit boek te lezen door het af en toe eens te pakken tussen allerlei ander werk en andere boeken door. En dat is nogal onverstandig met zo’n fragmentarisch opgebouwd boek.

Want als je er even goed voor gaat zitten, is het helemaal niet zo’n moeilijk te volgen boek. Ja, het is behoorlijk fragmentarisch opgebouwd, is bepaald niet chronologisch en het perspectief wisselt zodat je wel eens na moet denken over wie wat zegt, maar het verhaal is al met al duidelijk. Er is een vertelster, een vrouw van middelbare leeftijd, die het verhaal in de tweede persoon enkelvoud vertelt, en beschrijft hoe haar moeder steeds vergeetachtiger wordt. De moeder, Sjoerdtsje, is zich daar ook wel van bewust en maakt zich er vanaf door te zeggen dat je ook wel een kop als een almanak moet hebben om maar alles te onthouden. Door de aftakeling van de moeder wil de vertelster vastleggen wat zij weet over het leven van zowel de moeder als de vader. Maar niet alleen de moeder, ook die vertelster weet niet alles en heeft geen kop als een almanak, zodat het boek een mooi moeizaam opgebouwde reconstructie is en niet een simpelweg vertelde waargebeurde geschiedenis.

Die reconstructie bestaat uit een vaak haperende aaneenschakeling van allerlei losse verhalen, aan de hand van wat de moeder nog weet (de vader is al overleden), maar ook via brieven, foto’s, krantenartikelen en verhalen van anderen, en gaat zelfs terug tot het leven van de grootouders van de vertelster. Zo wordt een beeld geschetst van een ruim honderd jaar omvattende familiegeschiedenis. Die staat natuurlijk niet los van de geschiedenis van de omgeving en je krijgt dan ook af en toe een glimp van hoe de maatschappij in Friesland zich in de twintigste eeuw ontwikkelde. Van boerenwerk ging het naar fabriekswerk, de losse halve liter melk, door de melkboer gebracht, werd een fles en uiteindelijk een pak melk, en katoenen lappen veranderden in synthetisch maandverband en later tampons.

Centraal in In kop as in almenak staat de moederfiguur en dat wordt direct duidelijk ingezet met het tweede hoofdstukje, dat ook een Bijbelcitaat als motto heeft (‘Eer uw vader en uw moeder’, Exodus 20 vers 12 – en niet vers 17 zoals in het boek staat) en dat een prachtig eerbetoon is aan die moeder. Het begint met: “Dizze frou hat dy droegen, dy berne, dy oan it boarst hân.” De anderhalve bladzij opsomming van wat ‘deze vrouw’ allemaal voor ‘je’ gedaan heeft, eindigt met: “Dizze frou hat op de gong fan it sikehûs wachte oant de dokter nei bûten komme soe en tocht: ‘As ik har mar hâlde mei.’ Se hat dy holden: dizze frou hat dy grutbrocht.”

Die vrouw is Sjoerdtsje, dochter van Klaas en Elske Hornstra. Hornstra was schipper op een skûtsje waarop Sjoerdtsje haar jeugd doorbracht. Haar vijf jaar oudere zus Tryntsje groeide deels op bij haar opa en oma, omdat ze door gebrek aan vitamine D last kreeg van de Engelse ziekte en moeilijk liep. Ze heeft een jonger broertje, Jeen. Sjoerdtsje trouwde in 1956 met Hindrik Hindriks uit Terbant die, niet afkomstig uit een schippersfamilie, in de oorlog een opleiding deed tot schippersknecht bij de Rijn- en kustvaart. Na de oorlog werd hij stuurman op de ‘Kleine Handelsvaart’ en voer onder andere op Scandinavië en Engeland, waar hij vlak bij het eiland Wright zelfs een schipbreuk overleefde. Sjoerdtsje ging alleen naar school als het schip van haar vader ergens langer stil lag; ze ging dan naar de schippersschool, in Leeuwarden, maar ook in Zwolle of Groningen. Verder werkte ze als jong meisje veel op het skûtsje. In de oorlog was het al niet makkelijk om vracht te krijgen, na de oorlog werd dat op een gegeven ogenblik onmogelijk.

Als Sjoerdtsje trouwt, woont het jonge echtpaar eerst bij zijn ouders in: er is woningnood en Hindrik is toch vaak op zee. Als na een dochter, de vertelster van het boek, ook een zoon geboren wordt, wil Hindrik meer thuis zijn en hij krijgt een baan aan de wal, maar daar ligt zijn hart niet en hij gaat weer varen. Eerst als kapitein-eigenaar op een coaster, later heeft hij een rondvaartboot in Friesland. Pas later in het boek krijgt de lezer (net als de vertelster na actieve naspeuringen zelf overigens) pas redelijk zicht op hoe de opleiding tot schippersknecht in de oorlog in zijn werk ging.

Behalve de geschiedenis van de moeder en de vader, komt ook de worsteling van de vertelster met het verhaal naar voren. Hoe te zoeken naar meer informatie en vooral hoe die te verwerken? Maar ook de huidige politiek, onder andere met betrekking tot de zorg of sociale zaken, wordt aangestipt, net als gedoe met verzekeringen, nutsvoorzieningen of in het onderwijs. Voor een deel heeft dat ook te maken met de plaats die de vertelster voor zichzelf zoekt in het verhaal. Als puber bijvoorbeeld zat ze op de mavo en meao niet goed op haar plek en in hoeverre is dat haar ouders aan te rekenen?

Zo geeft dit boek aan de ene kant veel feiten en ware gebeurtenissen, al dan niet ingekleurd door de hele of halve herinneringen. Aan de andere kant zijn er de gissingen en de vragen die opgeroepen worden, ook misschien wel bij de lezer ten aanzien van zijn eigen geschiedenis. En dan maakt het niet uit of je dit boek leest als een geschiedenisboek of als een roman: deze particuliere familiegeschiedenis heeft ook voor anderen betekenis.