Einte Prins

prinseintespoarbjusterEinte Prins – It spoar bjuster 2010

De tweede Friese roman van oud-marineofficier Prins (1936) is geschreven in de ouderwets degelijke, maar daardoor ook wat clichématige en belegen stijl die zijn eerste roman ook kenmerkte. Voor het beoogde publiek, met name leden van de KFFB, de Friese boekenclub die zich richt op volkslectuur, is dat ongetwijfeld geen probleem. Voor die lezers is het waarschijnlijk ook prima dat het verhaal aan de ene kant soms wat saai, aan de andere kant soms niet echt realistisch afgewikkeld wordt, en is de goede afloop zelfs een vereiste. Hoofdpersoon is Folkert, ongeveer veertig jaar oud. Twintig jaar geleden is zijn geliefde Ynske opeens vertrokken, vlak voordat hij na een marineoefening uit Noorwegen thuis zou komen. Met hulp van oud-politieofficier Sytze gaat hij na al die jaren toch weer op zoek naar Ynske. Hij heeft onder andere door het verdriet om haar zijn leven niet echt op de rails kunnen krijgen: de boerderij van zijn ouders is verwaarloosd, hij krijgt geldzorgen en ziet zich zelfs genoodzaakt zich in te laten met criminele wiettelers. Slordig is dat bij de climax van het verhaal op bladzij 179 onderaan tot twee keer toe de naam Folkert gebruikt wordt, waar het toch echt ‘bad boy’ Arie moet zijn.

Einte Prins – Achter de skêrm 2007

Gepensioneerd marineofficier en oud-inwoner van Paesens-Moddergat Einte Prins gebruikte een waargebeurde geschiedenis als uitgangspunt voor een historische roman over de Tweede Wereldoorlog. In augustus 1939 werden twee jonge Duitsers, die met een bootje voor de kust van Paesens-Moddergat lagen, verdacht van spionage en door de politie het land uitgezet. Prins laat één van de twee, Klaus, niet alleen verliefd worden op Sjoukje, een getrouwde vrouw uit het vissersdorp, maar ook in de oorlog als soldaat in het dorp terugkomen. Jitze, de man van Sjoukje is een zeeman met drankproblemen, wat het leven van Sjoukje behoorlijk vergalt. Hij vaart echter met zijn schip op een mijn en komt om. Zo kan tussen Sjoukje en Klaus de liefde opbloeien en ze besluiten na de oorlog naar Emden te verhuizen. In een nogal overbodig slothoofdstukje komen ze twintig jaar later in het dorp terug en ze vinden weinig van zichzelf terug. Menigeen zal dit enigszins stroeve en weinig expressieve, streekromanachtige verhaal vlot lezen en waarderen, ook al komen niet alle gebeurtenissen even geloofwaardig over.