Liuwe H. Westra. Pionier foar it Frysk. Libben en striid fan Tony Feitsma (1928-2009)

Drie jaar werkte Liuwe H. Westra aan de biografie van de bijzondere hoogleraar Fries Tony Feitsma. De biografie van ruim 700 bladzijden (inclusief noten en registers) kreeg de toepasselijke titel Pionier foar it Frysk, met als even toepasselijke ondertitel ‘Libben en striid fan Tony Feitsma (1928-2009)’. Het is een zeer geslaagde biografie geworden, even wetenschappelijk als leesbaar, waarin de biograaf de grote verdiensten van Feitsma terecht voorop stelt, maar bepaald ook niet voorbijgaat aan wat minder fraaie kanten van deze opmerkelijke vrouw.
De biografie is het boeiende verhaal van het leven en werk van Tony Feitsma, maar tegelijk een deel van het verhaal van de Friese wetenschap en de Friese (taal)beweging van die tijd. Westra houdt uiteraard de chronologische volgorde aan, maar schuwt als het nodig is niet om sommige verbanden wat verder in de tijd door te trekken.
Het eerste hoofdstuk beschrijft de jeugd van Tony Feitsma tot en met haar eindexamen in 1946, en eindigt met de vraag “wêr heart se krekt by?”. In 1932 verhuist het gezin met kleuter Tony van Brantgum eerst een paar maanden naar Leeuwarden en dan door naar de net drooggelegde Wieringermeerpolder. De Feitsma’s verhuizen daar nog vier keer tot ze in 1938 op de Antoniahoeve terechtkomen. Drie verschillende lagere scholen bezoekt Tony voor ze van 1938 tot 1940 de ULO doet. Daarna gaat ze naar het gymnasium in Alkmaar, waar ze doordeweeks in een gastgezin zit. In april 1945 verhuist het gezin noodgedwongen alweer, omdat de Duitsers de dijken van de Wieringermeerpolder hebben doorgestoken. Het gezin keert een paar maanden voor Tony’s eindexamen terug naar de wederom drooggelegde polder, zij het eerst in noodwoningen.
Tony Feitsma is de eerste uit de boerenfamilie die naar de universiteit gaat. Ze betreedt een nieuw milieu en Westra maakt duidelijk dat zij zich daar heel goed van bewust was. Ze voelt zich niet helemaal op haar gemak en straalt dat ook uit. Bovendien, zo benadrukt Westra, was Tony vanwege haar hoge intelligentie ook anders dan de anderen. “Oarswêzen, iensumens en fragen oer de eigen identiteit – dêr wurdt it allegear net makliker fan as men yn in nij fermidden jins paad sykje moat.”
Het gezin Feitsma werd in de Wieringermeer steeds Frieszinniger. Als tiener werd Tony Feitsma lid van het Boun fan Frysk-Nasjonale Jongerein. Er is een prachtige, vergaand Frieszinnige toespraak bewaard gebleven die de zestienjarige Tony schreef voor de oprichtingsvergadering van de afdeling Wieringermeer van het Boun fan Frysk-Nasjonale Jongerein. Een afdeling die overigens nooit opgericht is. De conclusie van de biograaf aan het eind van het tweede hoofdstuk: ook al leidde de Frieszinnige ideeën van de tiener Tony Feitsma nergens toe, duidelijk was al wel: “Hja wie fan har aard in beweger”.
Op de Universiteit van Amsterdam studeert ze vanaf 1946 Germaanse talen met als hoofdvak Deens. Ze is een meer dan ijverige student en doet allerlei extra vakken: een tweede taal (Zweeds), maar ook Aldfrysk en Fryske Literatuer. Na het kandidaatsexamen sleept ze er nog nieuwe talen bij en verdiept ze zich in het Frans, het Bretons en het Middelwelsh. In 1952 studeert ze een half jaar in Kopenhagen.
In 1954 wordt ze aangenomen op het Frysk Ynstitút van de Rijksuniversiteit Groningen en ze verhuist naar die stad. In mei 1955 studeert ze cum laude af. Ze zet zich in voor de Friese beweging, legt daarbij de lat hoog, al gaat het haar vooral om een intellectueel doel (mensen hebben het recht om voor hun eigen taal te kiezen om zich te ontwikkelen) en niet zozeer om concrete doelen. Door haar ambitie en haar kritische reacties naar andersdenkenden plaatst ze zich wel in een geïsoleerde positie. Westra wijst er ook op dat niet alleen haar afwijkende standpunten, maar ook haar moeizame communicatieve vaardigheden daarbij een rol gespeeld hebben.
Van 1956 tot 1961 is Feitsma lerares Frans in Harlingen. Nadat ze zich een korte periode wat afzijdig gehouden heeft in de Friese Beweging roert ze zich eind jaren vijftig in allerlei Friese kwesties, waaronder de spellingkwestie. Feitsma neemt daarin haar eigen(wijze) weg door de fonologische spelling te promoten en volgens Westra voert ze de strijd niet altijd even eerlijk. Ze bemoeit zich in die jaren ook met tal van zaken die niet eens allemaal hun plaats kunnen vinden in dit – toch al omvangrijke – boek, zoals de afsluiting van het Lauwersmeer, de FNP, de bibliotheek van het Fries Genootschap, de Mammoetwet of de herdenking van de Slag bij Warns.
In de jaren zestig is Tony Feitsma een begrip in de Friese Beweging. Hoewel ze soms een leidersrol heeft, zijn er voorbeelden genoeg die tonen dat ze er tegelijk vaak ook niet helemaal bijhoort. Regelmatig heeft ze aanvaringen met andersdenkenden, waarbij – zo laat Westra zien – de redelijkheid wel eens weg was bij Feitsma.
Als vaste wetenschappelijke medewerker aan de Rijksuniversiteit Groningen begint ze aan haar dissertatie. In 1968 wordt ze samen met Henk Meijering wetenschappelijk medewerker op de Vrij Universiteit (VU) in Amsterdam. Daar probeert Feitsma de studierichting Fries een factor van betekenis te laten zijn in het geheel van de Friese wetenschap. In 1974 promoveert ze cum laude op een – nogal technische – dissertatie over de klanken bij Gysbert Japicx.
In 1978 wordt Tony Feitsma hoogleraar Fries op de Vrije Universiteit, tegelijk met Henk Meijering. Niet alles in haar leven ging van een leien dakje, dus als Westra aan het eind van hoofdstuk 7 een tussenbalans opmaakt, schrijft hij: “Yn ‘e jierren ’70 bringt Tony Feitsma troch ynmoedich wrotten in bloeiende stúdzjerjochting yn Amsterdam ta stân en slagget it har om sels heechlearaar te wurden. Tagelyk wurdt krekt yn dy jierren dúdlik, dat Tony har persoanlik idéaal fan in bydrage oan de Fryske Beweging troch wittenskiplik ûnderboude arguminten der net ynsit.”
Een aantal jaren bloeit de studierichting Fries aan de Vrije Universiteit. Westra beschrijft Feitsma als een spin in het web en als een vis in het water van de frisistiek. Ze doet voor sommige van haar studenten meer dan nodig is, maar aan de andere kant isoleert ze zich van de rest van de universiteit, en kan ze soms onredelijk uithalen in haar polemieken of in het intermenselijke verkeer. Westra geeft daar voorbeelden van die voor zichzelf spreken.
Naast haar werk als hoogleraar (vanaf 1985 behalve op de VU ook op de Universiteit van Amsterdam) houdt Feitsma zich bezig met allerlei Friese zaken: de actualiteit zoals de verfriesing van plaatsnamen in het officiële verkeer, de geschiedenis van de Friese Beweging of de problematiek van een Friese taalnorm. Westra wijst erop dat Feitsma – wetenschappelijk gevormd als taalkundige – zich na 1978 meer en meer ook als letterkundige laat zien. Zoals gezegd verdoezelt Westra de mindere kanten van Tony Feitsma niet, zoals de rol die ze speelde bij het einde van de Koperative Utjouwerij. Westra verwijt haar daarin zelfs met twee maten te meten: zo fel als ze is om anderen te bekritiseren, zo nonchalant gaat ze om met kritiek als ze zelf verantwoordelijk is.
Hoezeer Feitsma zich isoleerde van anderen, soms kon ze ook wel vriendschappen sluiten, zoals met Irénke Meekma die bij haar op college kwam om Fries te leren schrijven en met wie ze later als met een van de weinigen over haar persoonlijke leven kon spreken. Indrukwekkend is tegen het einde van hoofdstuk 8 Westra’s opsomming van het ‘wetenschappelijke nageslacht’ van Tony Feitsma. Een groot deel van de drijvende krachten in de frisistiek aan het einde van de 20e en het begin van de 21e eeuw heeft kortere of langere tijd bij Feitsma college gelopen.
Tegen het eind van haar hoogleraarschap komt de studie Fries onder druk te staan. Protesten helpen niet en de studierichting Fries aan de VU wordt opgeheven. Dat stak Feitsma, die geen afscheidsrede hield bij haar vertrek van de VU. Die afscheidsrede houdt ze wel als ze vanwege haar emeritaat in 1993 – ze is dan 65 – ook de Universiteit van Amsterdam verlaat.
Blijken van waardering krijgt ze in de vorm van een afscheidsbundel en een geschilderd portret. Feitsma had wel plannen voor na haar emeritaat, maar de afnemende gezondheid staat dat niet toe. Het aantal publicaties loopt vanaf 1997 duidelijk af. Een boek over Joost Hiddes Halbertsma als taalkundige verscheen pas in 2012, drie jaar na haar overlijden. Dat alles wil niet zeggen dat Feitsma zich nergens meer mee bemoeide. Dat deed ze wel, daar was de biograaf (van 1993 tot 1997 voorzitter van de Ried fan de Fryske Beweging) van dichtbij zelf getuige. Ze sprong bijvoorbeeld in de bres voor de Fryske Akademy en was onder andere betrokken bij het Aksje-komitee Fryslân 2000+ en bij de alternatieve herdenking in 2001 van Kneppelfreed.
Vanaf 2005 gaat de gezondheid van Tony Feitsma flink achteruit en in 2009 wordt ze in een verzorgingshuis enkele maanden volledig verzorgd door verpleegkundigen, familie en vrienden tot ze op 9 augustus overlijdt. De begrafenisdienst is in haar woonplaats Grouw en ze wordt begraven in haar geboortedorp Brantgum, de kist bedekt met de Friese vlag. Op haar grafsteen staat onder haar naam ‘Striidster foar it Frysk’.
Als erfgenaam had Tony Feitsma in haar testament alleen het Feitsma Fûns opgenomen. Dat fonds geeft, in de woorden van Tony Feitsma zelf: “Stipe foar it Frysk op punten dêr’t de taal him net sa maklik sels rêde kin.”. Ik kan me zo voorstellen dat de verschijning van deze zeer geslaagde en in het Fries geschreven biografie zonder de steun van het Feitsma Fonds niet mogelijk was geweest.
Deze biografie is bepaald geen geringe prestatie. In 2018 maakte Liuwe H. Westra (Tsjom 1966, classicus, theoloog, literair vertaler) bekend dat hij van plan was om de biografie van Tony Feitsma te schrijven. Daarmee begon hij in 2019 en het is bijna onvoorstelbaar dat hij in zo’n korte tijd niet alleen al het nodige materiaal verzamelde en ordende, maar het ook op zo’n heldere manier op papier zette, met het nodige illustratiemateriaal.