Bloemlezingen – proza

friesletterlandFries letterland. Poëzie en proza op Friese bodem, samengesteld en ingeleid door Pieter Terpstra (1987)

In de bloemlezing staat literair werk dat in Friesland gesitueerd is. Eén zesde van de auteurs is van voor 1900 (o.a. Starter, Paaltjens). Het grootste deel is oorspronkelijk Nederlands, de rest is vertaald uit het Fries. De bloemlezer heeft gestreefd naar verscheidenheid van onderwerpen. Zo spelen verhalen en gedichten zich af in alle delen van Friesland en worden Friese figuren of verschijnselen beschreven als Mata Hari, het fierljeppen (door Heere Heeresma) en de elfstedentocht.

Ook de genres zijn zeer uiteenlopend: van sonnet (Aafjes) en ballade tot zeeverhaal (Cor Bruijn) en sage. Opname van fragmenten uit romans in dergelijke bloemlezingen kan bezwaarlijk zijn. Meestal zijn de fragmenten hier goed zelfstandig te lezen (zoals bij Vestdijk, Rudi van Dantzig, zelfs Havank). Een enkele maal is het fragment zonder de context van de roman wat magertjes, zoals bij Oek de Jong en Gerrit Krol. Het blijft natuurlijk het mooist als lezers, al of niet uit Friesland, door deze bloemlezing de originele werken gaan lezen. De bloemlezing maakt nieuwsgierig genoeg en achterin staat een bronvermelding.

Ut ‘e bân: Romanfragmenten út it tiidrek 1965-1990. Gearstald troch Jan Jongsma en Tsjerk Veenstra (1992)

Voor het Friese literatuuronderwijs op scholen en cursussen waren er twee belangrijke bloemlezingen: Mei lange treden bevat verhalen voor 1945 en De koarte kriem bevat verhalen van 1945 tot 1965. Ut ‘e ban sluit daarop aan, met dit verschil dat van het tijdvak 1965-1990 romanfragmenten opgenomen zijn. Aan elke auteur worden enige biografische regels gewijd en van elke auteur is een fotootje plus bibliografie opgenomen. Boven het desbetreffende fragment wordt kort een karakteristiek van de hele roman gegeven. Het begin van het boek schrikt een argeloze lezer misschien wat af door de opgenomen fragmenten van experimentele romans uit de zestiger jaren. Maar verder krijgt ook die argeloze lezer (naast scholieren en cursisten) een aardig overzicht van de Friese literatuur vanaf 1965. Het zou mij niets verbazen als veel lezers van deze bloemlezing inderdaad, wat samenstellers Jongsma en Veenstra hopen, één of meer boeken in zijn geheel willen lezen. De gekozen fragmenten, zowel van gerenommeerde auteurs (als Wadman, Fan der Fear, Van der Velde) als van nieuwelingen (als Verf, Bilker, De Jong) zijn daarvoor over het algemeen interessant genoeg.

fries-stamboekFries Stamboek. Samengesteld door Alpita de Jong (1998)

De ondertitel van dit boek luidt terecht ‘500 jaar proza uit Friesland’: voor 90% is het proza uit het Fries vertaald, maar er staat ook oorspronkelijk Nederlandstalig werk in, zoals van de eind-middeleeuwse Jancko Douwama, de 17e-eeuwse Gysbert Japicx, de 19e-eeuwse Suringar of de modernere Theun de Vries en Sjoerd Leiker. De teksten vormen een bonte verzameling: van middeleeuwse wetsteksten en geschiedschrijving, via de volksliteratuur uit de 19e eeuw met natuurlijk de Halbertsma’s en Dykstra en de boerenromans uit het begin van de 20e eeuw, tot de moderne Friese literatuur met o.a. Hylkje Goïnga en Trinus Riemersma.

Natuurlijk kan een dergelijke, persoonlijke bloemlezing niet compleet zijn en er staat in de bijna 600 bladzijden heel veel wel, maar het ontbreken van bijvoorbeeld Durk van der Ploeg is toch merkwaardig. Aardig is dat een aantal teksten is opgenomen die de samenstelster niet kwijt kon in haar historische indeling: een aantal volksverhalen en het nog steeds mysterieuze Oera Linda Bok. Noten, korte biografieën en bronnen (met de vertalers) completeren deze uitgave.

eachfandegriffioenIt each fan de griffioen. 14 Fryske ferhalen, gearstald troch Ernst Bruinsma en Baukje Wytsma (2006)

Deze veertien veelzijdige verhalen van hedendaagse Friese auteurs leveren een verhalenbundel op van bijzonder literaire kwaliteit. Moderne relaties en de harde werkelijkheid van de hedendaagse maatschappij worden realistisch hard of met ontroering beschreven. Daarnaast is er ook humor, magie of wordt een spel gespeeld met fictie en realiteit. Willem Schoorstra schrijft over de tweestrijd en de dramatische keus van een skinhead die een allochtoon buurmeisje krijgt. Ook bij Bouke van der Hem gaat het, onder meer, om allochtonenproblematiek: de ik-figuur is van Nederlands/Turkse ouders. De begrafenis van de moeder is aanleiding voor herinneringen en verrassingen. Er zijn verhalen over moderne relaties van Wilco Berga en Jabik Veenbaas. Het verhaal van Aggy van der Meer is intrigerend raadselachtig, dat van Henk Wolf semi-realistisch en humoristisch. Prachtig ontroerend is Harmen Wind over een oude man van 84 en een jongen van elf. Josse de Haan speelt weer zijn spel met fictie en realiteit, met de Franse schrijfster Françoise Sagan in een hoofdrol. Simon Oosting schreef een magisch-realistisch reisverhaal over Ethiopië, het verhaal van Anne Feddema speelt in Los Angeles en ‘De archeoloog’ van Durk van der Ploeg gaat over geschiedenis en kunst. Achterin staat korte informatie over de auteurs.