Bloemlezingen – poëzie

Oer de wjuk  Fryslâns moaiste fûgelpoëzie (2013)

fryslanpoetischpaletFryslân poëtisch palet   Bloemlezing (2012)

De uitgever van dit wonderlijk ‘poëtisch palet’ van Friesland wil, zo zegt de website, bruggen bouwen tussen literatuur en maatschappij. Een loffelijk streven, maar dat verklaart de soms wat gezochte combinatie van de 29 foto’s die met allerlei Friese maatschappelijke instellingen (zorginstellingen, hogescholen, waterschappen) te maken hebben en de gedichten. Zo staat naast een foto van koeien bij het innovatie- en educatiecentrum voor de melkveehouderij het gedicht van Gerrit Achterberg ‘De dichter is een koe’. De gedichten die het meest direct aansluiten bij de foto’s zijn twee speciaal voor de bundel geschreven gedichten door onbekende dichters, zoals het gedicht bij de villa Mooi Gaasterland. Andere foto’s van gebouwen en landschappen worden geflankeerd door gedichten en enkele prozafragmenten van Nederlandse auteurs als Willem de Mérode, Vasalis (‘De Afsluitdijk’), Joyce Roodnat, Rutger Kopland of Nicolaas Beets. Nederlands schrijvende, uit Friesland afkomstige auteurs als Slauerhoff, Vestdijk, Haverschmidt ontbreken uiteraard niet in deze verder weinig verrassende bundel. Vier Friese gedichten, van Albertina Soepboer, Trinus Riemersma, Tryntsje van der Veer en Margryt Poortstra, zijn onvertaald opgenomen.

Na een obligaat enthousiast openingswoordje van gedeputeerde cultuur Jannewietske de Vries volgt een op zich aardig verhaal van Gerrit Jan Zwier als inleiding. Zwier neemt de lezer onder andere via Slauerhoff, Theun de Vries (niet in de bundel aanwezig) en een heel verhaal over de achttiende-eeuwse François Bekius (geen idee wat die verder met deze bundel te maken heeft) mee door een Fries landschap dat op de foto’s niet of nauweijks terug te vinden is. Bovendien is er geen enkele verantwoording voor de keus van de gedichten en is mij zelfs niet duidelijk wie voor de keus verantwoordelijk is. Het is mij dan ook een raadsel wie deze bloemlezing voor €19,90 zou willen kopen.

bloAbe de Vries (samenstelling en inleiding) – Het goud op de weg  De Friese poëzie sinds 1880 (2008)

Pas nu kwam ik eraan toe (kopen, lezen), maar al in maart verscheen Het goud op de weg, volgens de uitgever “de omvangrijkste bloemlezing uit de Friese poëzie tot nu toe”. De Friese poëzie sinds 1880, wel te verstaan, zoals ook de ondertitel van de bloemlezing luidt. Gysbert-Japicxpriiswinnaar (2005) Abe de Vries selecteerde op zijn eigenwijze manier 225 Friese gedichten en presenteert deze met een Nederlandse vertaling. Ondanks de eigen wijze waarop De Vries zijn keuze gemaakt heeft, zit er uiteraard ook veel overlap in met al bestaande bloemlezingen, zoals de Spiegel van de Friese poëzie (1994, een nieuwe druk verschijnt dit najaar), Droom in blauwe regenjas (2004) of De 100 mooiste Friese gedichten (2006). Michaël Zeeman stak in de Volkskrant (4 juli 2008) nogal luidruchtig de loftrompet over het Het goud op de weg*.

De ‘noodzaak’ van deze nieuwe tweetalige bloemlezing zit hem in De Vries’ uitgangspunt. Anders dan bijvoorbeeld de Spiegel kijkt De Vries bewust met moderne ogen naar wat er in de laatste eeuw aan Friese poëzie is geschreven. In zijn ‘literair-correctheid’ gaat hij zelfs zo ver dat hij geen gedichten van Fedde Schurer (1898-1968) opneemt in zijn bloemlezing, want “zijn grote taaltalent uitte zich voornamelijk in kunstig gesmeedde [sic] versjes en liedjes, eerder ingegeven door christelijke dan door literaire inspiratie”. En dat past niet bij de uitgangspunten van De Vries, die overigens het niet opnemen van gedichten Fedde Schurer opzichtig compenseert door de titel van de bloemlezing aan Schurer te ontlenen en deze veelvuldig te citeren in zijn inleiding. Daarin ontvouwt hij ook de uitgangspunten voor zijn keuze: “enthousiasme wekken voor de dichtkunst van een minderheidstaal in de Lage landen”, maar ook “een beeld schetsen van de eigen ontwikkeling en plaats van de dichtkunst in het grotere Nederlands-Vlaamse en, nog een stap verder, in het Europese verband.” Maar vooral wil De Vries “tonen hoe de Friese poëzie zich aan haar haren uit het moeras van een minderheidstaal heeft onttrokken.”

Natuurlijk slaagt De Vries in dat laatste. Dat is namelijk niet zo moeilijk, want daarvoor zijn er, dat heb ik al vaker geschreven, wonderlijk veel goede dichters in dat kleine taalgebied, zelfs als je Fedde Schurer (en nog wat anderen!) weglaat, en daarvoor zou het niet eens nodig zijn om een gedicht van Rients Gratama (jawel) op te nemen. Met de meeste gedichten en vertalingen is niks mis en als het een persoonlijke bloemlezing zou zijn kun je op de keus ook moeilijk wat aan te merken hebben, al zou ik een andere keus genmaakt hebben (waar is Aggie van der Meer bijvoorbeeld?). Ook op de verantwoording van de keus in de inleiding is wel wat aan te merken; dat heeft Eeltsje Hettinga in zijn pamflet In leugen op ‘e dyk vrij overtuigend gedaan.

* In de recensie van Zeeman (hier te lezen) doet deze het overigens onterecht voorkomen dat Het goud op de weg zich onderscheidt van andere bloemlezingen door naast de Friese gedichten een Nederlandse vertaling te plaatsen. Hij heeft het over de keuze van De Vries “die nogal verschilt van wat de bloemlezers van de Spiegel der Friese poëzie ruim een decennium geleden deden. Door die bovendien tweetalig te maken – de poëtische vertalingen in het Nederlands staan naast de originelen – biedt hij die bovendien aan een veel breder Nederlands publiek aan.” (augustus 2008)

dreamDroom in blauwe regenjas/Dream yn blauwe reinjas   Een keuze uit de nieuwe Friese poeuml;zie sinds 1990/In kar út de nije Fryske poëzij sûnt 1990. Samenstellers/Gearstallers Tsead Bruinja en Hein Jaap Hilarides.

Het is een prima idee een bloemlezing te maken van de nieuwe Friese poëzie, nadat in 1994 het standaardwerk Spiegel van de Friese poëzie verschenen is. De samenstellers kozen uit het werk van dichters die debuteerden na 1990 en die niet opgenomen waren in de ‘Spiegel’. Uit de verantwoording van de keuze van de gedichten, begrijpelijkerwijs wat vaag, blijkt ‘een lichte voorkeur voor het licht absurde en het muzikale vers’.

In het nawoord doet Tsead Bruinja verder een geslaagde poging om de nieuwe Friese dichters te typeren en met elkaar te vergelijken, en daarmee de Friese poëzie 1990-2004 te overzien. Net als de ‘Spiegel’ is dit een tweetalige bundel: de Nederlandstalige lezer kan zo volgen wat er in de Friese poëzie gaande is. Veel dichters en gedichten staan terecht, en meestal goed vertaald, in deze boeiende bloemlezing. Daaronder Tsead Bruinja en Albertina Soepboer die al diverse bundels publiceerden, naast dichters met tot nu toe één bundel als Eric Hoekstra en Elmar Kuiper, en dichters die alleen uit tijdschriftpublicaties bekend zijn, zoals Tsjisse Hettema en Matty de Vries.

myn-hertMyn hert dat trillet my. Gysbert Japiks 1603-2003  100 en 3 nije rymlerijen (2003)

In navolging van eerdere bundels (Stilte in 1997 en Fryslân nei 2000 in 2000) kregen dichters de uitnodiging een gedicht te schrijven ter gelegenheid van de 400e geboortedag van Gysbert Japiks. 103 gedichten van bekende en onbekende dichters zijn in deze mooi verzorgde bundel opgenomen; de meeste in het Fries, enkele in het Nederlands en diverse Friese dialecten. Ook omdat het onderwerp vrij was, is het een bonte verzameling geworden, al hebben de meeste gedichten iets met Gysbert Japiks te maken.

Zo is Bolsward, waar Japiks woonde, onderwerp van diverse gedichten, van onder anderen Aggie van der Meer en Wim Beckers. Er zijn acrostichons van Eric Hoekstra en Steven de Jong en odes op Japiks van onder anderen Durk van der Ploeg en Hindrik van der Meer. Juweeltjes zijn er van Jelle Bangma (‘Gesichten fan ferhalen’), van Tiny Mulder (die een ontmoeting met Gysbert Japiks voorstelt), van Harmen Wind (een mooi sonnet) en van Foppe Venema, die een moderne versie maakt van Gysberts Fryske Tsjerne, half in de trant van Japiks zelf, maar wel met een slot op de melodie van ‘Satisfaction’ van de Rolling Stones.

wraldfinstergedichtWrâld, finster, gedicht   De moaiste fersen út de wrâldliteratuer útkeazen en oersetten troch 30 Fryske dichters. Gearstalling Eeltsje Hettinga (2003)

Oud-Kistwurkredacteur Eeltsje Hettinga nam het initiatief voor deze prachtige tweetalige uitgave. 30 Friese dichters kozen een favoriet gedicht uit de wereldliteratuur en vertaalden dat in het Fries. De dichters geven een korte toelichting op hun keus en soms ook bij de problemen met het vertalen. Want: vertalen van poëzie is Sisyfusarbeid, zegt Hettinga in zijn nawoord. Al met al levert het niet alleen een interessante bloemlezing op, maar ook aardige kijkjes in de keuken van de Friese dichters/vertalers.

Het oudste gedicht in de bundel komt van de 16e-eeuwse Spaanse dichter San Juan de la Cruz en is gekozen en vertaald door Klaas Bruinsma, door Hettinga terecht de ‘meester’ onder de Friese vertalers genoemd. De jongste vertaalde dichters zijn de Nederlandse Eva Gerlach (vertaald door Margryt Poortstra) en twee Zweden, Lars Gustafson en Tomas Tranströmer, beiden via het Nederlands van J. Bernlef vertaald door respectievelijk Abe de Vries en Hettinga zelf. De meeste vertalingen komen uit het Engels, bijvoorbeeld al drie gedichten van W.H. Auden, waaronder het bekende ‘Funeral blues’.

It libben rûn   Teksten foar berte, trou en rou. Gearst: Baukje Wytsma e.a. (2001)

Een handig boekje met ruim honderd korte Friese teksten die gebruikt kunnen worden in advertenties of op kaartjes ter gelegenheid van geboorte, huwelijk of overlijden. Hoewel de beide samenstelsters zelf gerenommeerde dichteressen zijn, zijn in dit boekje nauwelijks echt literaire teksten opgenomen. Nogal wat tekstjes zijn van onbekende auteurs en zijn van het kaliber: ‘Je bent zo klein en lief / we vinden je een wonder / nu je zo dichtbij ons bent / wordt alles heel bijzonder.’ Heel bruikbaar, maar lang niet altijd reuze origineel, al zitten er, bijvoorbeeld van Benny Holtrop, Mentha de Jong, Jurjen van der Meer en Tjits Peanstra ook wel wat originelere teksten bij. Voor een geboorte zijn er 42 (waarvan één expliciet voor een tweeling), voor een huwelijk 32 (waaronder ook voor 25-jarig en 50-jarig huwelijk). De afdeling ‘rouw’ is met 59 fragmentjes het best gevuld. Daarbij vallen de 19 fragmenten uit christelijke liederen op, vertaald door Klaas Bruinsma. Het grootste deel van de teksten komt uit bestaand werk, een deel is speciaal voor dit boekje geschreven.

Wetter = Water  Vijfentwintig Friese gedichten met een vertaling in het Nederlands, samengesteld door Teake Oppewal (1996)

In deze tweetalige bundel staan vijfentwintig Friese gedichten met het thema water plus een Nederlandse vertaling. In een kort voorwoordje benadrukt samensteller Teake Oppewal (van het Fries Letterkundig Museum) het tweeledig doel van dit boekje: het is bestemd zowel voor poëzieliefhebbers als voor toeristen die iets kenmerkends aan hun bezoek aan Friesland willen overhouden. In een kort nawoordje maakt hij enige summiere opmerkingen over de Friese poëzie en verwijst naar enkele andere Fries-Nederlandse bundels. De gedichten zijn alle uit deze eeuw: van overleden bekende dichters als Troelstra, Obe Postma en Sjoerd Spanninga; van gevestigde namen als Tamminga, Dam, Daniël Daen en Baukje Wytsma; van een enkele ‘jongere’ dichter als Cornelis van der Wal en Syds Wiersma. Een tikje een vreemde eend in de bijt is het gedicht over de ‘kinderverslinder’ (de bûzehapper) van Eefke de Bruin-Scholte, uit één van de bundels volksverhalen van Ype Poortinga. Een aardige bundel, keurig verzorgd uitgegeven.

Dit is myn lân  Redactie: Peter de Haan e.a. (1998)

Dit nieuwjaarsgeschenk van de provincie Friesland is een door studenten van de Noordelijke Hogeschool mooi vormgegeven bundel met Nederlands- en Friestalige gedichten over Friesland. Er staan al bestaande gedichten in van levende of reeds overleden dichters en er zijn door anderen speciaal voor deze bundel nieuwe gedichten geschreven. Bij de laatste groep een Nederlands gedicht van Michael Zeeman, die blijkens de eerste zin ‘Waar de dijk het land ternauwernood omarmt’ zijn Friese klassieken ook kent; verder Nederlandse gedichten van Gerrit Krol, Pieter Boskma, Jean Pierre Rawie, Ed Leeflang, Kees ’t Hart, Piet Gerbrandy, Willem Jan Otten en Friese gedichten van Margryt Poortstra, Albertina Soepboer, Theun de Vries (met tien grafschriften), Harmen Wind, Willem Abma, Tsjêbbe Hettinga en Cornelis van der Wal. Bij de al bestaande gedichten zitten drie gedichten van dichters die in 1998 100 jaar geleden geboren zijn: Fedde Schurer, Vestdijk (over zijn geboorteplaats Harlingen) en Slauerhoff met het bekende ‘Pastorale’. Andere ‘klassiekers’ zijn bijvoorbeeld ‘Afsluitdijk’ van Vasalis, ‘Ballade fan Mata Hari’ van Tamminga, Troelstra’s ‘It âldershûs’ en ‘Het kerkhof aan het meer’ van Bloem.

Glad en wijd ligt het ijs  De mooiste schaatsgedichten uit de Nederlandse en Friese literatuur. Gekozen door Max Dohle en Ben van der Burg (1999)

Dit is de derde ‘ijs’bundel die schaatsliefhebber Max Dohle samenstelde, nu in samenwerking met neerlandicus en (oud-)schaatser Ben van der Burg. De ruim zestig gedichten komen uit de zeventiende tot de twintigste eeuw. Bij de oudste gedichten, zoals van Six van Chandelier uit 1657, zijn woordverklaringen opgenomen, zodat ook die gedichten makkelijk te lezen zijn. Bij een tiental Friese gedichten, mede uitgezocht door Teake Oppewal, staat een Nederlandse vertaling. Na een korte inleiding is de bloemlezing verdeeld in tien afdelingen. De eerste, ‘De schaatsenrijder’ is met zeventien gedichten de grootste. Daaronder serieuze gedichten als ‘Schaatser’ van Bernlef, maar ook humoristische zoals ‘Yup op noren’ van Ivo de Wijs. Ook ‘De liefde’ is met dertien gedichten, waaronder een paar negentiende-eeuwse van Tollens en Potgieter, goed vertegenwoordigd. Op het prachtige slot van Hugo Pos na, over het beeld van de Friezin die de schaatsen in het vet opbergt, is ‘De baanveger’ met gedichten van Huygens en De Schoolmeester de kleinste afdeling, samen met de afdeling ‘Poëzie’. Daarnaast onder andere de afdelingen ‘Het landschap’ en ‘Het wak’.

sneiiisSnie & iis / sneeuw & ijs  Friese wintergedichten met een vertaling in het Nederlands. Samengesteld door Teake Oppewal (2000)

In deze mooie en zeer leesbare bloemlezing zijn 37 Friese wintergedichten opgenomen, alle vergezeld van een Nederlandse vertaling. Die vertalingen zijn lang niet altijd letterlijk, waardoor er vaak mooie Nederlandse poëzie van gemaakt is door vertalers als Jantsje Post, Harmen Wind, Jabik Veenbaas en anderen. Soms ook hebben de dichters zelf hun gedicht vertaald, zoals onder anderen Wilco Berga, Diet Huber, Eric Hoekstra en J.Q. Smink. De keus voor de gedichten is gemaakt door Teake Oppewal van het Friese Letterkundig Museum, die in 1996 de bloemlezing Wetter/Water maakte. De gedichten geven een breed beeld van de ‘Friese winter’. Natuurlijk komt het schaatsen uitgebreid aan bod, maar ook kerst en oudejaarsavond zijn vertegenwoordigd, besneeuwde landschappen en zelfs de winter buiten Friesland, op Sicilië bijvoorbeeld. Het laatste gedicht, van Rixt, gaat over de dooi. Net als bij de inhoud en de stijl van de gedichten is er ook verscheidenheid bij de dichters zelf: van de in 1822 geboren Murray Bakker tot de jonge dichteres Albertina Soepboer.

dobliuwstDo bliuwst wol Do wol. Fryslân nei 2000  Fersen. Einredaksje: Titia Dykstra (2000)

66 Friese gedichten, één in het Nederlands, één in het Bilts en twee (waaronder die van Johan Veenstra) in het West-Stellingwerfs; dat is het resultaat van een oproep om gedichten te schrijven over het thema ‘Friesland na 2000’. ‘Do bliuwst wol. Do wol.’ oftewel: ik ga uiteindelijk dood, maar jij blijft wel, spreekt Oene Spoelstra Friesland toe in een mooi gedicht. Het is opvallend hoeveel prachtige gedichten speciaal voor deze gelegenheid geschreven zijn.

Eindredacteur Titia Dykstra (die ook de bundel Stilte redigeerde) heeft een keus gemaakt uit de inzendingen en het zijn ook niet de minste dichters die meededen: onder anderen Freark Dam, Jan Dotinga, Tiny Mulder en Tjits Peanstra van de wat oudere generatie, Willem Abma, Jan Kooistra en Margryt Poortstra onder anderen van de gevestigde dichters en Albertina Soepboer en Eric Hoekstra van een wat jongere generatie. Sommige gedichten hebben echt het Friesland van de toekomst, met internet en gedigitaliseerde melkproductieprocessen, tot onderwerp. Andere zijn universeler, van Abma bijvoorbeeld of een prachtig gedicht van Harmen Wind over het laatste woord.

Jij bent zacht als zomerregen   De mooiste Friese liefdesgedichten. Samengesteld [vertaald] en van een nawoord voorzien door Jabik Veenbaas (2001)

In deze tweetalige bloemlezing verzamelde samensteller/vertaler Jabik Veenbaas dertig Friese liefdesgedichten van 24 dichters. Van elk gedicht staat naast de Friese versie een Nederlandse vertaling. Het zijn bijna allemaal gedichten uit de twintigste eeuw; het eerste gedicht (van Troelstra) dateert uit 1882, het laatste (van de jongste geselecteerde dichter Tsead Bruinja) uit 2000, net als een lang gedicht uit de nieuwste bundel van Tsjêbbe Hettinga. Van enkele dichters zijn twee gedichten opgenomen; van de oudste generatie zijn dat Rixt, Spanninga, Wybenga en Tiny Mulder; van de ‘middengroep’ Margryt Poortstra en J.Q. Smink.

In een kort toelichtend nawoord zegt de samensteller soms bewust voor klassiekers te kiezen, waaronder Tamminga’s bekende ‘De sitadel’. Gelukkig doet ook de jongere generatie mee, met bijvoorbeeld Albertina Soepboer. Dat levert bij elkaar een prima bloemlezing op, met daarin een aardig beknopt overzichtje van prachtige liefdespoëzie oorspronkelijk geschreven in Nederlands tweede rijkstaal en dankzij de duidelijke en poëtische vertalingen voor iedere Nederlander te begrijpen.

Stilte  Gedichten & byldzjende keunst (1996)

Titia Dijkstra van Het Stiltemuseum (Amsterdam) heeft Friese dichters gevraagd poëzie te schrijven op de stilte. Tien kunstenaars vroeg ze om het thema beeldend te vertalen. 29 dichters hebben prachtige poëzie geleverd, in het Fries, met daarnaast de Nederlandse vertaling, op één uitzondering na van de dichters zelf. Ook de beeldende kunstenaars, in leeftijd variërend van Tjits Jonkman (geb. 1924) tot Laura Lava (geb. 1962), hebben waarschijnlijk mooi werk geleverd, maar in de zwart/witillustraties komt dat niet altijd goed over.

Ook bij de dichters zjn verschillende generaties vertegenwoordigd. Van de ouderen staan er gedichten van onder anderen Tjits Peanstra en Tiny Mulder. De laatste vertaalt heel mooi haar eigen gedicht ‘Earen’, maar al in de titel (‘Gehoor’) zie je dat er bij vertalen onherroepelijk verschillen optreden. De middengeneratie is sterk aanwezig met onder anderen Harmen Wind, Baukje Wytsma, Josse de Haan, Meindert Bylsma en de iets jongere Jelle Bangma, Jan Kooistra en Margryt Poortstra. Van de jonge generatie beschrijft Johan Landman de zondagochtend en Albertina Soepboer de poolcirkels, waar geluiden uit het verleden bevriezen. Een mooie bundel, zowel inhoudelijk als uiterlijk.

Spiegel van de Friese poëzie van de zeventiende eeuw tot heden  Samengesteld door Teake Oppewal & Pier Boorsma (1994)

Deze magnifieke bloemlezing uit de Friese poëzie van de zeventiende eeuw tot nu verdient een groot lezerspubliek in heel Nederland. Niet eerder kwam er een verzameling Friese poëzie uit, die compleet met veelal uitstekende Nederlandse vertalingen, zo’n goed beeld geeft van wat er in onze tweede landstaal aan vaak prachtige poëzie geschreven is. Op de samenstelling van de bundel is niet veel aan te merken: de samenstellers zijn kritisch geweest, maar gelukkig niet eigenwijs. De vertalingen, soms van de dichters zelf, vaker door een kundige vertaler, liggen dicht bij het origineel, maar zijn ook zonder de Friese tekst ernaast als poëzie te genieten.

Voorafgaand aan de gedichten geeft Teake Oppewal in ruim veertig bladzijden een knap historisch overzicht van de Friese poëzie. Na de bijna tweehonderd gedichten staan enkele aanwijzingen voor de uitspraak van het Fries en volgt het register op auteursnamen en de bronvermelding.

Country fair  Poems from Friesland since 1945 in Frisian and English. Selected and translated bij Rod Jellema (1985)

Een belangwekkende uitgave, deze bloemlezing Friese gedichten, gekozen en in het Engels vertaald door de Amerikaanse hoogleraar en dichter Rod Jellema. De Friese auteur Tiny Mulder schetst in een inleiding bondig de Friese literatuurgeschiedenis. Jellema geeft in zijn voorwoord informatie over de Friezen en hun taal. 0ok verantwoordt hij zijn werkwijze: hij vertaalt niet letterlijk, maar probeert prachtige Friese poëzie over te zetten in even mooie Engelse poëzie. Ik denk dat hij daar erg goed in geslaagd is.

Door de gehanteerde criteria (een gedicht moest vertaalbaar zijn, in de thematische indeling passen en na 1945 geschreven zijn) vallen soms belangrijke gedichten buiten de boot. Een groot bezwaar is dit niet. Deze bundel geeft een duidelijk overzicht van de moderne Friese poëzie en voor niet-Friezen een mooie Engelse vertaling daarbij. Om die reden verdient dit Engels-Friese boek mijns inziens ook een plaats in veel Nederlandse bibliotheken -hoewel het gericht is op de Engelse (Amerikaanse) lezer- temeer omdat een vergelijkbare Nederland-Friese uitgave niet bestaat.