Ate Grypstra

Ate Grypstra Ate Grypstra – It Beest fan de Westereen. Troch Steven Kingma, besoarge troch Ate Grypstra (2011)

Ate Grypstra (1973) studeerde Engels en Fries in Groningen en is docent op een gymnasium. Via zijn inmiddels gestopte weblog kon je volgen hoe hij zich ontwikkelde tot Fries auteur. Hij debuteerde in boekvorm met een verhalenbundel voor jongeren, Heftich (2008), en publiceerde daarna enkele kinderboeken.

Zijn debuutroman begint met een ‘paar woorden vooraf’. Daarin vertelt ‘Professor Dr. A.F.Th. Grypstra’ van de ‘University of Frjentsjer’ dat hij het manuscript van dit boek in 2003 toevallig in handen kreeg. Het gebruik maken van de manuscriptfictie is een aloude literaire truc: de verteller doet alsof hij de tekst ergens gevonden heeft, verontschuldigt zich voor de gebreken ervan, maar het verhaal is te mooi om niet te vertellen. In dit geval is de stapel A4’tjes geschreven door ene Steven Kingma – niet voor niets een duidelijk hint naar de beroemde Amerikaanse horrorschrijver Stephen King. Deze Steven Kingma is met zijn broer in 1992 op 24-jarige leeftijd onder verdachte omstandigheden omgekomen.

Kingma heeft, zegt professor Grypstra, een opzienbarende geschiedenis meegemaakt. Die heeft hij, nog steeds volgens professor Grypstra, op een stilistisch wat omslachtige manier, met veel uitweidingen opgeschreven. De professor eindigt zijn voorwoord met de oproep aan de lezer om uit te maken of we te maken hebben met de waandenkbeelden van een potentieel psychiatrische patiënt of met reële gebeurtenissen die zich in de tachtiger jaren hebben afgespeeld in Zwaagwesteinde, in de Friese Wouden. Hoe flauw deze manuscriptfictie ook is, nieuwsgierig word je er wel van.

Die nieuwsgierigheid wordt nog versterkt door de beginwoorden van Kingma zelf. Die valt met de deur in huis met de mededeling dat hij een verschrikkelijk en bloederig verhaal te vertellen heeft, dat zich acht jaar geleden heeft afgespeeld, in de zomer van 1984 toen hij zestien jaar was. Hij schrijft het verhaal met de bedoeling daarmee zijn nachtmerries te kunnen bezweren.

De verteller geeft af en toe zelf kritiek op zijn manier van vertellen: te dagboekachtig soms, te omslachtig, te weinig vaart. Dat vergeef je hem overigens, want vaak is het smeuïg genoeg, ook door de spreektaalachtige manier van vertellen en het gebruik van (het Zwaagwesteindse) dialect. Grypstra treft via zijn verteller Steven Kingma de juiste toon, waarbij hij horrorachtige details met vleugjes humor weet te beschrijven.

Een pluspunt van het boek is ook dat het niet alleen blijft steken in het vertellen van een spannend verhaal. Dat komt deels door de humor, maar bijvoorbeeld ook door de reflecties van de verteller op zijn manier van schrijven, op zijn eigen psychische toestand of op het menselijk handelen in het algemeen, die het verhaal een zekere diepgang geven. Het genre van het verhaal zelf is aan mij niet zo besteed. Er spelen zich bloederige moordpartijen af in het dorp waarbij dieren en mensen slachtoffer worden. Onduidelijk is wie daar achter zit: een gruwelijke seriemoordenaar, een monster, een weerwolf, de duivel die in een persoon gevaren is? Steven Kingma, wiens vrienden ook slachtoffer worden, vraagt het zich allemaal af en probeert meer te weten te komen.

Normaal gesproken haak ik bij dit genre op zo’n moment wel af. Aardig is in dit geval dat Grypstra via de personages in het verhaal ook min of meer kritiek geeft op een dergelijke cliché-horrorgegeven. De Nederlands pratende dominee, wiens vrouw zelf slachtoffer geworden is, antwoordt op Stevens vraag of de duivel in een monster kan transformeren: “Maar Steven, jongen: dat kun je toch niet menen?! Dat zijn verzinsels van mensen met een ronduit ongezonde fantasie. Schrijvers van horrorboeken en verknipte filmmakers en dat soort volk.” Voor mij is het dan wel weer een afknapper als de dominee op dezelfde bladzij aan Steven toevertrouwt dat hij zelf door de weerwolf gebeten is die zijn vrouw vermoordde.

Het is mooi dat een nieuwe Friese schrijver als Ate Grypstra een populair genre als een horrorroman op een redelijk verfrissende manier weet aan te pakken. Voor liefhebbers van het genre zeker een aanrader.

Grypstra Ate Grypstra – Heftich. Koarte ferhalen (2008)

Ate Grypstra (1973, leraar Engels) houdt zich steeds meer met het Fries bezig. Dat resulteerde in een weblog, freelancewerk, publicaties in tijdschriften en in deze verhalenbundel. Hoofdpersonen zijn allemaal jongens en meisjes in de middelbareschoolleeftijd en ze hebben de daarbij behorende problemen. Dus gaat het over mobieltjes, schoolreizen, comazuipen, (ontluikende) seksualiteit, of pesten via MSN, waarbij puberscheldwoorden en MSN-taal niet gemeden worden, al overdrijft Grypstra gelukkig niet. Veel onzekerheden van pubers worden in deze verhalen beschreven, onzekerheid tegenover elkaar, tegenover ouders, schoolwerk, de wereld.

Duidelijk is dat Grypstra die wereld van pubers kent. Hij oordeelt niet, maar beschrijft en weet verhalen van enkele bladzijden te schrijven met kop en staart, zonder al te veel uit te leggen en vaak genoeg met een open eind, soms humoristisch, soms aangrijpend. Hoewel de verhalen voor een volwassen lezer soms wat voorspelbaar zijn en de dialogen wat stijfjes, is dit een met vaart geschreven debuutbundel, die zeker bij de doelgroep aan zal slaan.