Anny de Jong – Waarmte in wurd (2010)
Oud-onderwijzeres en bekroond kinderboekenschrijfster De Jong (1946) publiceert twintig jaar na haar tweede dichtbundel Nettsjinsteande een nieuwe bundel met korte, eenvoudige gedichten, deels gemaakt voor eigen nieuwjaarskaarten en al eerder te lezen op de Friese schrijverskalender. Ze zijn niet bedoeld voor de echte poëzieliefhebber die er te weinig uitdaging in zal zien. Soms weet de dichteres wel een aardige beeldspraak, veelal een personificatie, te noteren, zoals de aarde die haar moed laat zakken omdat de mens haar met voeten treedt, of de waarheid die in niet te vertrouwen cadeaupapier verpakt zit. De gedichten stralen over het algemeen een positieve (christelijke) boodschap uit, al klinkt er ook wel wat somberheid in door. Vooral de gedichten in de tweede helft van de bundel (‘persoonlijke rouwgedichten’) beginnen nogal eens in mineur: ‘de dea is om ús hinne’, ‘(…) noch altyt slacht de dea foar master op’, ‘fertriet nimt my / by no en dan / ferriederlik geweken’, maar dan komt er in het gedicht toch vrijwel altijd een ommekeer: de doden gaan ons voor naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, of er wordt uiteindelijk toch warmte geoogst. Helaas komen sommige gedichten niet veel verder dan een warme bemoediging of een aaneenschakeling van tegeltjeswijsheden, zoals in:
wurdboek
fertrouwe is
fêste grûn ûnder
dreamen wittefeilichheid:
de berte fan fûgelfrij
út fûgelfaaifrede:
wis wêze fan frijskatting
yn ûnfolsleinensskûlje:
mei dyn hân
yn Sines de reis oangean
Anny de Jong – Nettsjinsteande (1990)
Na Flinterfyn flues fan wearde (1982) is dit de tweede dichtbundel van Anny de Jong. Meer dan het debuut is deze tweede bundel een eenheid, ondanks de vier afdelingen waarin hij verdeeld is. De eerste afdeling heet ‘Beammen’, waarin de dichteres onder andere ‘met blanke ogen’ naar het bohémien-uiterlijk van de berk kijkt. De berk zorgt er ook voor dat ze ondanks het rouwkleed van de herfst kan dansen, want ‘de dracht van de takken profeteerde nieuw leven’. Ook in de drie andere afdelingen zien we vaak gedichten waarin niettegenstaande verdriet, teleurstelling of angst een signaal van hoop herkend wordt. Vooral in de laatste afdeling ‘Underweis’ laat De Jong expliciet zien dat die hoop christelijk geïnspireerd is (‘Ik reis door een dierbare, onvolkomen wereld, slechts één Wegwijzer is mijn steun’), zonder dat de dichteres gevoelens of oplossingen versimpelt. Na acht jaar een aardig vervolg op het debuut van deze Friese dichteres.