Akky van der Veer – Brieven oan ús mem (2013)
Akky van der Veer (1943, (oud-)onderwijzeres) schreef haar eerste Friese roman voor de KFFB in 1973. Daarna volgden enkele kinder- en jeugdboeken, waarvan ikSwart op wyt (1985) een onmiskenbaar hoogtepunt vond. De Nederlandse vertaling van dit boek (Zwart op wit, 1988), een ontroerend en humoristisch dagboek dat anderhalve week uit het leven van een pubermeisje beschrijft, heb ik menigmaal aan leerlingen aangeraden.
In 1995 verscheen een roman voor volwassenen, Grutte wurden. Deze historische roman die zich afspeelt in het Friesland van de eerste eeuw las ik met plezier. De schrijfster maakte het zich daar moeilijk door over een dorpsgemeenschap in de wij-vorm te spreken. Het boek gaat over trouw aan de gemeenschap (‘grote woorden’) en die thematiek werkt Van der Veer redelijk goed uit. Bovendien geeft ze mooie sfeerbeschrijvingen en roept ze een goed voorstelbaar beeld op van het Friesland van die tijd. Met de toenmalige recensent van de Leeuwarder Courant Jelle Krol was ik het wel eens dat het boek door het gekozen wij-perspectief aan drama verliest: het had zoveel ontroerender kunnen zijn als een duidelijk personage meer van binnenuit was beschreven.
Iets dergelijk zou ik ook van het nieuwe boek van Akky van der Veer, Brieven oan ús mem, hebben willen schrijven. Dan was dat dit geworden: Eind 2010 overlijdt de toen zwaar demente moeder van de vrouwelijke ik-figuur. Meteen daarna krijgt ze de behoefte om brieven aan haar moeder te schrijven om daarin allerlei onverwerkte en onuitgesproken zaken ‘aan haar moeder’ te vertellen en die proberen te begrijpen. Door het schrijven van die brieven wordt ze zich bewust van de diepere betekenis van haar leven en het menselijk leven in het algemeen.
Onder het schrijven van de brieven komt het ene na het andere inzicht op haar af en durft ze, zoals ze het zelf zegt, het dogma los te laten dat onze wereld het middelpunt van de kosmos is en het mensdom de enige door God geschapen levensvorm. Het christelijk geloof en de Bijbel kan ze na het lezen van veel achtergrondinformatie, onder ander over de totstandkoming van de Bijbel, een totaal andere plek geven.
Het boek is opgebouwd uit korte hoofdstukjes, soms daadwerkelijk in de vorm van een soort brief, maar, ondanks de titel, vaak ook weer niet. Elk van de 72 hoofdstukjes begint met een citaat uit de wereldliteratuur, van oosterse en westerse filosofen en schrijvers als Lao Tse, Victor Hugo, Herman Hesse, Socrates, Rilke, Boeddha, Sartre; een tikje (te) pretentieus. De brieven aan de moeder zijn aan de ene kant een wat flauwe manier om dit boek te schrijven en het wringt soms ook. Wat heeft het voor zin om aan je overleden moeder dingen te schrijven als (in vertaling): ‘Jullie zijn op 29 oktober in 1942 getrouwd, mam. Op de kop af negen maanden later ben ik geboren.’ Dat is te duidelijk geschreven op mogelijk andere lezers dan de moeder aan wie de brief (zogenaamd, voel ik dan te zeer) gericht is. En dat komt nogal vaak voor.
Maar vaak genoeg is het regelmatig juist ontroerend of schrijnend als de hoofdpersoon aan haar moeder uitlegt waarom ze niet kan denken en leven als zij. Zo maakt de hoofdpersoon in het tweede hoofdstukje duidelijk dat ze het calvinistische geloof in God is kwijtgeraakt in de puberteit, toen ze als veertienjarig meisje moest kuren in het christelijke sanatorium Sonnevanck. Onder andere ene oom Aart (de ‘natte-zoenen-meneer’) speelt daar een bedenkelijk pedofiele rol in. Aangrijpend is ook het fragment waarin ze vertelt hoe groot de invloed van de vroege dood van haar vader geweest is op haar en haar broer. De vader speelde een rol in het verzet, werd verraden, opgepakt en door de Duitsers zo toegetakeld dat hij in maart 1945 overleed. Daar komt de hoofdpersoon pas ver na de oorlog achter, omdat haar moeder er niet over wilde praten.
Nadat er Jehovagetuigen aan de deur zijn geweest, gaat de hoofdpersoon weer Bijbellezen. Dat gebeurt in hoofdstuk 11, met een motto van Mark Twain: ‘Er zijn mensen die moeite hebben met dingen in de Bijbel die ze niet begrijpen, maar ik heb moeite met de dingen die ik wel begrijp.’ Naar aanleiding van opmerkingen in een blaadje van de Jehovagetuigen gaat ze zelf op zoek naar achtergronden. Ze ontdekt dat er veel scheppingsverhalen zijn en gaat zich in de volgende hoofdstukken steeds meer vragen stellen, gaat oude en nieuwe filosofen lezen en doet daar, soms wel erg uitvoerig, verslag van. Ze stuit op allerlei sekten, profeten, telepaten en helderzienden met spirituele eigenschappen, zoals Edgar Cayce (bekend geworden door het medisch diagnosticeren van mensen door middel van autohypnose) die voorspelde dat Atlantis weer zou herrijzen. Vrij uitvoerig schrijft ze daarover in een van de brieven aan haar moeder. Tenminste, een heel hoofdstukje (13) wijdt ze eraan, al komt de moeder daarin helemaal niet voor.
En zo lijkt de hoofdpersoon nogal door te draven en ze ziet blijkbaar niet in dat ze het ene geloof vervangt door het andere, dat ze steeds krampachtiger verdedigt. ‘Als je je maar even in de geschiedenis en het ontstaan van de Bijbelboeken verdiept – en dat heb ik de laatste tijd gedaan, mam – dan kan ik totaal niet begrijpen dat er nu nog fundamentalistische christenen zijn die volhouden dat de Bijbel van kaft tot kaft waar is.’ Zo begint hoofdstuk 15 waarin via het Gilgamesjepos bewezen wordt dat ook de Bijbelboeken gelezen moeten worden als een poëtische beschrijving van de levensloop van de mens. De voor haar inspirerende goden van onder andere de Perzische en Egyptische cultuur en het zoroastrisme zet ze af tegen de afschrikwekkende godheid van het christendom.
Nogal uitvoerig, en bij vlagen wat saai, komen allerlei theorieën ter sprake. In die passages is het idee van brieven aan de overleden moeder soms ver weg. Af en toe aan het begin of aan het eind van een hoofdstukje duikt dat weer op, bijvoorbeeld in een uitroep als: ‘Is de Bijbel een grote leugen, mam? Er moet toch wel IETS van waar zijn?’ Hoofdstukken lang gaat het over de invloed van de Egyptische cultuur op de Bijbelse verhalen, waarmee ze wil aantonen dat de Bijbel niet klopt. De lezer is daar al lang van overtuigd, maar de overleden moeder nog niet, denkt de hoofdpersoon blijkbaar. Dan is er soms zomaar weer een hoofdstuk (27 bijvoorbeeld) dat weer heel persoonlijk gaat over de moeder en de ik-figuur.
Er wordt nog heel wat overhoop gehaald, de kernramp in Japan (misschien wel met opzet veroorzaakt), het HAARP-project van het Amerikaanse leger, verklaringen voor het uitsterven van de mammoet, mythische verhalen over reuzen, Indische, Tibetaanse, Sumerische mythen en legenden, UFO’s en dat levert passages op als: ‘Zou met het ontstaan van de dualiteit op de aarde, door de schuld van de ‘gevallen engelen’, de godenzonen, de anunaki, de nephilim of de buitenaardse wezens, het besef van seksualiteit ontstaan zijn? Waren de geestelijke wezens uit het paradijs ongeslachtelijk? Maar hoe kwamen ze dan aan kinderen? Door telepathie of gedachtekracht? Is dat wat bedoeld wordt met de zogenaamde ‘zondeval’?’
Met deze vragen eindigt hoofdstuk 34 en hoofdstuk 35 begint (na een motto van Boeddha ‘Zoals het kalfje uit duizend koeien de moeder vindt, zo vindt de daad de dader’) met: ‘Ik denk dat alien-achtige buitenaardse wezens onze planeet altijd al bezocht hebben, mam. Hiëroglyfen op het plafond van de oude tempel van Abydos in Egypte, die zo’n 3000 jaar voor onze jaartelling aangebracht zijn, laten volgens onderzoekers duidelijk de ingewikkelde militaire technologie van de ‘goden’ zien: een helikopter, een kanonneerboot, een onderzeeër en een kanon.’ Dan volgen theorieën (met ‘bewijzen’) over de voorspelling in de Indiase Mahabharata van een kernaanval en de ik-persoon is inmiddels helemaal om: ‘Mijn geloof in intelligent leven in de ruimte wordt dus onder anderen gedeeld met die professor die niet de eerste de beste is. (…) UFO’s bestaan, daar ben ik zeker van, mam. Ik zou alleen graag willen dat ik er eens aan zag, al was het maar één keer.’
Dezelfde bewijzen vindt de hoofdpersoon dan ook in de Bijbel en als een soort Jehovagetuige komt ze met talloze citaten om dat te ondersteunen. Allerlei wereldproblemen gaat ze nu te lijf. Zo maakt ze zich druk om klokkenluider Phil Schneider, een Amerikaanse geoloog en bouwkundig ingenieur die voor de Amerikaanse regering geheime opdrachten uitgevoerd heeft met betrekking tot het ‘allergrootste geheim van het Amerikaanse leger waar de wetenschapper en schrijver J.J.R. Tolkien ons al in 1955, in zijn trilogie ‘In de ban van de ring’, op symbolische wijze voor gewaarschuwd heeft’, en die vermoord is omdat hij in lezingen de mensen ging waarschuwen voor de ‘destructieve plannen van de Nieuwe Wereld Orde, die tot doel heeft de vrije wil van de mensen aan banden te leggen’.
Akkie van der Veer is erin geslaagd een overtuigend hoofdpersonage neer te zetten die nogal doordraaft. Daarmee is Brieven oan ús mem nog geen boeiende roman geworden, al zitten er boeiende elementen in. Doordat al die theorieën nogal uitvoerig aan bod komen verzuipt de hoofdfiguur er nogal in en dat is jammer, want met dit gegeven en uitganspunt zou Van der Veer best een prachtige roman hebben kunnen schrijven.
Zo zou ik dit boek graag besproken hebben. Of nee: ik zou natuurlijk het allerliefst willen hebben dat Van der Veer een echt boeiende roman van deze problematiek had gemaakt. Maar dit boek is helemaal geen roman. Er is een inleidend hoofdstukje ‘Oan de lêzer’, waarin de auteur over de aanleiding tot het schrijven van dit boek vertelt en dat ze eindigt met: “Dizze brieven oan ús mem kinne dêrom besjoen wurde as in autobiografyske learwei en in net te kearen persoanlik bewustwurdingsproses.” In een nawoord zegt de auteur dat ze eraan getwijfeld heeft om deze ‘brieven’, in eerste instantie geschreven voor haar kinderen en kleinkinderen aan wie ze het boek heeft opgedragen, te publiceren. Ze is bang voor kritiek op het feit dat zij ‘de waarheid’ gevonden heeft in oosterse filosofie, met onder andere reïncarnatie en kreten als ‘God is het ware zelf van de mens’. Dat is inderdaad waar ik haar niet volgen kan. Ik had dit boek dan ook moeten laten staan waar het thuishoort, op de plank spiritualiteit; daar staat het, ook als e-book, ten slotte ook bij de uitgever.