Tsjêbbe Hettinga

tsjebbeTsjêbbe Hettinga – Het vaderpaard / It faderpaard. Alle gedichten. Vertaald door Benno Barnard in samenwerking met Tsead Bruinja en Teake Oppewal (2017)

Het is een mooi monument geworden voor een groot dichter, deze verzamelde gedichten van Tsjêbbe Hettinga: Het vaderpaard / It faderpaard. Ruim achthonderd pagina’s waarop links het originele Friese gedicht staat en rechts de Nederlandse vertaling.

Tsjêbbe Hettinga (1949-2013) kreeg als Fries dichter internationale bekendheid, mede na een fameus optreden op de Frankfurter Buchmesse (1993). In 2001 kreeg hij de Friese prestigieuze Gysbert Japicxprijs voor zijn zevende dichtbundel Fan oer see en fierder uit 2000. Een deel van zijn werk is al eerder met een Nederlandse vertaling verschenen. Zo werd Fan oer see en fierder in 2003 tweetalig uitgegeven als Platina de zee; de Nederlandse vertalingen van de gedichten waren gemaakt door Hettinga zelf – die zorgde voor een letterlijke vertaling naar het Nederlands – in samenwerking met Benno Barnard die er een poëtische Nederlandse vertaling van maakte.

In het monumentale Het vaderpaard / It faderpaard zijn nu alle gedichten in een voortreffelijke tweetalige (Fries-Nederlands) uitgave beschikbaar. De meeste vertalingen zijn gemaakt door Hettinga en Barnard. De gedichten die Hettinga, die in 2013 overleed, niet zelf letterlijk voorvertaalde, zijn door Tsead Bruinja en Teake Oppewal samen met Barnard naar het Nederlands vertaald. Je kunt van alles over de vertalingen zeggen, maar veel beter dan op deze manier kan het niet. Op een gegeven moment legde Hettinga zichzelf strenge regels op ten aanzien van het aantal lettergrepen en heffingen per regel. Die regels hebben de vertalers gerespecteerd en dat verklaart bijvoorbeeld het wel eens wegvallen van woordjes in vertaling of andere regelafbrekingen dan in het origineel:

   Hoenear’t it earste rauwe heu-roppen de trage
Slûge kij mei widzjende jaren troch de dauwe fan
It wietgrien wetterlân nei de fette hannen fan
Fiere jister jaget, wêr’t slim misledige hoannen
De okeren spegel fan stille pleats tasprekke

   Wanneer het eerste rauwe drijfgeroep de trage
Slaperige koeien met wiegende uiers door de dauw
Van het natgroen waterland naar de vette handen
Van de verre melkplaats jaagt, waar beledigde
De okeren spiegels der stille hoeven toespreken.

Twee van de vijf regels uit dit vrij willekeurig gekozen fragment – uit het gedicht ‘De mar’ (blz. 486-487) – worden in vertaling anders afgebroken. Verder zijn in het Fries de hanen ‘erg beledigd’, in het Nederlands ‘beledigd’, want anders krijg je te veel lettergrepen. In het Fries gaat het over ‘de okeren spiegel van een stille boerderij’ wat in het Nederlands ‘De okeren spiegels der stille hoeven’ geworden is. Er zijn gemakkelijk tientallen van dit soort ‘vrijere’ vertalingen te vinden. Daarnaast klinkt de Nederlandse vertaling vaak zwakker dan het origineel, want het is nu eenmaal onmogelijk om alle alliteraties, woord- en klankspelletjes die de dichter in het toch al klankenrijke Fries hanteert in het Nederlands te evenaren. Dus nogmaals: veel beter dan deze vertalingen krijg je de gedichten van Tsjêbbe Hettinga niet in het Nederlands.

Alle dichtbundels zijn chronologisch opgenomen in dit verzamelwerk. Zo is ook goed de ontwikkeling te zien die Hettinga als dichter doormaakte. Hij debuteerde in 1973 met een dichtbundel in eigen beheer, Yn dit lân, nadat al enkele van zijn gedichten in literaire tijdschriften geplaatst waren en bekroond waren met een Rely Jorritsmaprijs. Behalve misschien de aandacht voor natuur, weersomstandigheden en jaargetijden, is in die eerste bundel nauwelijks de latere thematiek en zeker nog niet de vorm te vinden die nu typisch voor Hettinga mag heten. Het zijn vaak kleine gedichten; ‘Midsimmernachtsdream’ telt bijvoorbeeld veertien woorden, verdeeld over drie strofen van twee regels. De beeldspraak in de bundel zwabbert van clichématig naar onbegrijpelijk en er staan enkele gedichten in die je maatschappijkritisch zou kunnen noemen, met termen als ‘nieuwerwetse proletariaat’.

Iets dergelijks zien we in de tweede bundel – Loft- Lân- & Seefersen uit 1974 – met bijvoorbeeld een gedicht tegen de ‘schurftige rijke recreant’. Toch staan er in deze tweede bundel, meer nog dan in zijn derde – Fan lân loft en leafde uit 1975 – al elementen waar de dichter later veel meer gebruik van zal maken: langere gedichten met veel rijm (behalve eindrijm) en andere klank- en woordspelletjes. Het zijn drie bundels in drie jaar tijd: geen wonder dat daar niet zo veel ontwikkeling in zit.

In 1982 pas verscheen Tusken de bedriuwen troch is âlderdom en dan heeft de dichter wel een sprongetje gemaakt. Op een gedichtje van vier regels na zijn echt kleine gedichten, zoals ze in de eerste drie bundels staan, niet meer te vinden en de gedichten zijn meer verhalend geworden. Maar vooral is er nu een “overdadige gebruik van middelen als alliteratie, assonantie en gekunstelde woordspelletjes”, zoals ik er destijds over schreef. En ik voegde er ook nog aan toe dat dat storend was (zie hieronder). Dat ik deze gedichten van Hettinga minder waardeerde dan zijn latere werk, komt ook omdat de verhalende gedichten in deze bundel minder groots zijn dan de haast mythisch aandoende lange gedichten uit zijn latere periode.

Het duurt dan weer even voor Hettinga een nieuwe dichtbundel publiceert. Pas in 1992 komt Under seefûgels /De kust uit. En nu is duidelijk dat Hettinga na twintig jaar dichterschap zijn definitieve en unieke vorm heeft gevonden in lange, verhalende gedichten, vaak mythisch, vol beeldend beschreven landschappen in een ritmische en klankrijke taal. Het zijn de gedichten die we ook kennen dankzij zijn voordracht die op iedereen, in binnen- en buitenland, indruk maakte. Maar dat succes vond natuurlijk zijn oorsprong in de kracht van de zorgvuldig opgebouwde gedichten. Gedichten als ‘It Wikeler Hop’ en ‘De blaue hauk fan Wales’ of het in 1995 verschenen ‘It faderpaard’ kunnen met recht klassiek genoemd worden.

In dit verzameld werk wordt ook Hettinga’s laatste, niet eerder verschenen bundel ‘De ring van Gyges’ gepubliceerd. De bundel stond persklaar op de computer van Hettinga toen hij in 2013 overleed. Erin opgenomen zijn de twee cycli die Hettinga schreef voor de Gedichtendagbundel 2010: ‘Aan schor en Stad Niks voorbij’, bestaande uit vijf gedichten van vier piramidisch opgebouwde strofen, en ‘Gesicht fol Seefûgels’ dat bestaat uit tien tienregelige strofen die telkens bezwerend beginnen met een variant op de regel ‘Breder as Bremen de rivier’. Hoewel niet alle gedichten de volle regels hebben die zo kenmerkend zijn voor de klassieke Hettinga-gedichten, is ‘De ring van Gyges’ onmiskenbaar een Hettinga-bundel. Bij vlagen misschien wel persoonlijker dan we jaren van hem gewend waren. De bundel begint met de cyclus ‘Tubaljocht’ en het eerste van de vijf gedichten uit de cyclus begint met:

Under in raffelige hoed fan
Wolken bin ik in swalker bylâns
De tiid syn stille sloperijen.

Onder een rafelige hoed van
Wolken ben ik een zwerver langs
De tijd zijn stille sloperijen.

Er zitten wel wat elementen in deze cyclus die aan de neo-romantische dichter J. Slauerhoff doet denken – een dichter die wel vaker opduikt als het over Hettinga gaat – maar het is wel een modernere Slauerhoff. De zwerver, tanig en dun, in zijn schamele staat, legt zijn hoofd neer op een goedaardige steen, maar vindt uiteraard de rust niet en verdwaalt in lang sluik zwart haar. Later in de maannacht drijven wolken de zwerver voort. Het laatste gedicht van de cyclus begint met “Yn seewinesâlt priuwend moarnsljocht / Teart him in rynsk grien lânskip iepen (In zeewindzout smakend morgenlicht / Opent zich een goedgeefs groen landschap) en eindigt met:

Werom, op in sloperij klinkt út
In gat dêr’t ea in radio siet,
Godlik, blaasmuzyk yn tubaljocht.

Terug, op de sloperij klinkt uit
Een gat waar ooit een radio zat,
Goddelijk, blaasmuziek in tubalicht.

Er staan meer schitterende cycli in deze bundel. ‘De Mar’ heeft als Nederlandse titel ‘Een dag aan de Brekken’. Het verscheen eerder, onder de titel ‘Oan ‘e Brek in dei’ en in iets andere vorm voorgedragen door Tsjêbbe Hettinga op een cd van The Doarmers en is een prachtige poëtische verbeelding van de schilder/dichter/kluizenaar Gerben Rypma (1878-1963). In ‘De laamsfrou’ – bestaande uit zestien genummerde gedichten van acht regels met afwisselend twaalf en dertien lettergrepen – neemt Hettinga de lezer weer mee naar een legendarisch landschap van zee en kusten, met stenen uit de ijstijd, groene eilanden met rood-witte vuurtorens, waar een visser op zoek gaat naar de wenkende liefde van een vrouw met hese stem en mysterieuze oogopslag.

Meer dan eens is gewezen op Hettinga’s blind worden en het effect daarvan op zijn poëzie. Al tijdens zijn tienertijd werden zijn ogen minder. Dat proces was niet te stoppen, zodat hij na het afronden van de kweekschool niet voor de klas kon staan. In 1970 schreef hij het gedicht ‘Beslút’ dat in 1975 als slotgedicht fungeerde van zijn derde dichtbundel:

Beslút

de eagen wurde minder
it libben jonger
myn loften wurger
en de fierten
wurde mearoan
fealer

ik gean op deselde foet fierder

Besluit

mijn ogen worden slechter
het leven jong
mijn luchten vermoeider
en de verten
worden stilaan
valer

ik ga op dezelfde voet verder

In de eerste drie bundels uit de jaren 1973-1975 zijn wel meer gedichten aan te wijzen waar licht of slecht zicht een rol speelt, zoals in ‘It toudûnsjende liet fan de simmer’ (met de beginregels “yn it minne sicht / oer de fjilden”), ‘Yn ‘e bisnijing fan ‘e djipte tusken ljocht en ljocht’,  ‘Ljocht út en troch’, ‘Bline fynsten’. In de nu postuum uitgegeven laatste bundel ‘De ring fan Gyges’ staat ook de cyclus ‘Ferskining’ – vijf strofen van veertien regels, afwisselend met elf of twaalf lettergrepen. De eerste strofe begint met een ‘kleurenontduikende schemer’ die in de taal van twaalf ganzen kroop en verhalen vol duisternissen kropen in het ‘berenstille bergeendenwater’. De strofe eindigt met:

Ja, der kroep altyd jonge wyn yn altyd jong
Fongen ljocht, ûngemurken krûpend ljocht út
Oan ferdwûne kleuren sobjend skaad krûpende.

Ja, er kroop altijd jonge wind in altijd jong
Gevangen licht, licht dat ongemerkt kroop uit
Schaduw die aan verdwenen kleuren sabbelde.

En dan barst de dichter los in een opzwepende herhaling: 26 van de 42 regels van strofe twee, drie en vier beginnen met “Sjocht it ljocht” (Zie het licht) – in strofe twee beginnend met:

En sjoch it ljocht tsjin in wurge peal hingjen,
Sjoch it ljocht ferslomjen yn it brúnplommich reid,
Sjoch it ljocht – flits – knypeagjen nei jins oansjen

En zie het licht tegen ’n moeie paal hangen,
Zie het licht insluimeren in ’t bruinpluimig riet,
Zie het licht – flits – knipogen naar je aanblik

Voordat in de laatste strofe het daglicht weer door het nachtelijk heelal begint te kruipen eindigt in strofe vier de opsomming met:

Sjoch it ljocht ûnder strielstream droegen albatros
Sjoch it ljocht tusken walfisk en oseaan,
Sjoch it ljocht troch de wachter fan ‘e ierde sjoen.

Zie het licht waar de maalstroom de albatros draagt
Zie het licht tussen walvis en oceaan
Zie het licht dat de wachter van de aarde ziet.

Een opvallend gedicht in ‘De ring fan Gyges’ is ‘Slachter Sin Sing’ dat wel doet denken aan zangerig-expressionistische gedichten van Paul van Ostayen. het begint aldus:

   It skip fan slachter Sing Sing fergong net yn Singapoer,
Mar yn in winkel yn de rue Faubourg, rue Faubourg de Temple,

   It skip fan slachter Sing Sing dat song yn ‘e dizening
Ear’t de taifoen de dining boppe de pipen jage,

   Fergong net foar de kust fan Singapoer, mar sylde oer
De wylde weagen, sylde oer de wylde woeste weagen

   Nei de rue Faubourg, nei de Rue Faubourg du Temple, dêr’t
Slachter Sing Sing syn skip feroare yn glês (…)

   Het schip van slager Sing Sing verging niet in Singapore,
Maar in een winkel in de rue Faubourg, rue Faubourg de Temple.

   Het schip van slager Sing Sing dat zong in de neveling
Voordat de tyfoon de deining tot boven de pijpen joeg,

   Verging niet voor de kust van Singapore, maar zeilde door
De wilde golven, zeilde door de wilde woeste golven

   Naar de rue Faubourg, naar de rue Faubourg du Temple, waar
Slager Sing Sing zijn schip veranderde in glas, helder glas

Het laatste gedicht uit de bundel ‘De ring fan Gyges’ is één van de mooiste teksten die Tsjêbbe Hettinga ooit geschreven heeft: ‘Lytse jonge’ (Kleine jongen). Hettinga schreef het gedicht ter gelegenheid van de manifestatie Simmer 2000 en droeg het voor op de cd It doarp Always Ready (2000). Het is een lyrisch gedicht over het land rond het dorp van zijn jeugd, Burchwert, in de jaren vijftig. Het gedicht bestaat uit negen verhalende strofen van dertien regels die in vaste volgorde 14, 12 of 10 lettergrepen tellen. Elke strofe wordt gevold door het refrein:

Jonge, lytse jonge
Rop my,
Rop my werom, werom

Deze regels (Jongen, kleine jongen / Roep me, / Roep me terug, terug) staan sinds april 2017 op een kademuur in Burchwert als een eerbetoon aan de grote dichter die daar geboren en getogen is.

Behalve de gedichten uit de dichtbundels van Hettinga, zijn in dit verzameld werk ook de elders los gepubliceerde gedichten verzameld. Het zijn enkele tientallen gedichten, voornamelijk uit de zeventiger en tachtiger jaren, die bijvoorbeeld in de Friese literaire tijdschriften Hjir en Trotwaer verschenen, maar niet in een bundel opgenomen werden. Ook staan daar onder andere het gedicht ‘Eftereach’ dat hij maakte in samenwerking met Nynke Laverman en in 2013 gezongen door Laverman werd op de cd Alter en ‘De stêd’ dat de dichter in 2012 voorlas bij de presentatie van het Bidboek van Leeuwarden in de eerste ronde voor de verkiezing van Culturele Hoofdstad 2018.

Daarna volgen in het verzameld werk nog negen niet eerder gepubliceerde gedichten. Dat zijn enkele gedichten uit de beginjaren zeventig die in handschrift bij het Fries letterkundig museum Tresoar bewaard worden en nog enkele gedichten die op Hettinga’s computer stonden. Daarbij het gedicht ‘Retrospectief respect’ waarvan de datering niet bekend is, maar dat om begrijpelijke reden nu als laatste gedicht in deze verzamelbundel staat. Het gedicht, bestaande vier strofen, begint met

Homeros’ eagen seagen ek de griene wâlden
fan dit eilân, dat my opnimt en ferstjit

Ook Homeros’ ogen zagen de groene wouden
van dit eiland, dat mij opneemt en verstoot

en eindigt met de strofe:

Dit eilân, it útholle wâld fan ôfsâlte fisken,
driuwend yn it eachwyt fan skom en stjerren,
is, noch, beboske mei in lije keppel frijers
(Ariadne mei witte wa’t dêr ea jern mei bespinne sil);
en ik, kjifdier oan’e kusten fan myn kiste,
wjirm, wroegjend oan de koele krêften fan ‘e see,
myn odysse, fersink yn retrospektyf respekt.

Dit eiland, het uitgeholde woud van afgescheepte vissen,
drijvend in het oogwit van schuim en sterren,
is, nog, bebost met een stel lijzige vrijers
(Ariadne mag weten wie daar ooit garen bij zal spinnen);
en ik, knaagdier aan de kusten van mijn kist,
worm, vol wroeging bij de koele krachten van de zee,
mijn odyssee, verzink in retrospectief respect.

De laatste vijftig, Nederlandstalige, bladzijden zijn gereserveerd voor enkele aantekeningen bij de gedichten, een verantwoording van de vertalers en bezorgers – over de vertalingen, de tekstbezorging, de selectie en ordening van de gedichten in deze verzamelbundel en enkele opmerkingen over tekstvarianten en spelling. In twintig bladzijden wordt in een adequate biografische schets een duidelijk beeld van Tsjêbbe Hettinga als dichter gegeven. Een overzicht van het werk van Hettinga, de vindplaatsen van de in Het vaderpaard / It faderpaard opgenomen gedichten en een inhoudsopgave completeren deze prachtige uitgave.

 

hettingaTsjêbbe Hettinga – Platina de zee Gedichten. Oorspronkelijke titel Fan oer see en fierder. Uit het Fries vertaald door Tsjêbbe Hettinga en Benno Barnard (2003)

Net als de twee vorige bundels van de populaire Friese dichter Tsjêbbe Hettinga hoort ook bij deze een cd waarop de dichter op zijn eigen onnavolgbare manier voordraagt. Naast de Friese gedichten staan vertalingen die de dichter zelf maakte samen met de Nederlandse dichter Benno Barnard, zodat ook een groeiend aantal niet-Friestalige fans de tekst kan volgen. Hettinga gebruikt weer de vorm waar hij blijkbaar sterk in is: het lange verhalende gedicht, met strofen die uit volle regels bestaan. Ook inhoudelijk borduurt hij verder op eerdere bundels: qua taal (veel alliteraties en assonanties, plus neologismen en vreemde woordcombinaties), qua thematiek (melancholie, leven, liefde en dood) en qua beelden: de zee, de kust, de boten, de maan die boven het water verschijnt. Maar het is geen herhaling van vroegere gedichten. De dichter heeft dezelfde elementen in een ander decor geplaatst: ging het eerder om de Friese en Engelse kust, nu spelen de verhalen zich in Middellandse-Zeesfeer af, wat de dichter bovendien de mogelijkheid geeft om te refereren aan homerische sferen en verhalen.

HettingaTsjêbbe Hettinga – DVD Het Licht van de Zee

Tsjêbbe Hettinga (1949) is een Fries dichter die ook buiten Nederland bekendheid geniet, onder andere door de haast betoverende manier waarop de blinde dichter zijn beeld- en klankrijke gedichten voordraagt. Filmer Pieter Verhoeff volgde Hettinga twee jaar lang thuis, bij optredens, op reis naar Vlieland of Canada, interviewde hem en stelde een mooi portret samen: ‘In dat zoeken zonder vinden’. De documentaire, door de VPRO in 2006 uitgezonden, is de kern van deze dvd. Verhoef slaagt erin om een tipje van de sluier van het dichtersfenomeen Hettinga op te lichten door simpelweg beelden te laten zien, maar ook door hem te vragen naar zijn achtergrond en drijfveren. Onder andere wordt duidelijk hoe Hettinga de ruimtelijkheid van zijn geboortegrond (Zuid-West-Friesland) als basis gebruikt om wat in hem leeft op te roepen en om te zetten in een gedicht. De ondertiteling van de documentaire is in Nederlands, Engels, Frans of Spaans. Verder staan op de dvd de Friese voordrachten van de gedichten uit Hettinga’s bundel Fan oer see en fierder (2000) plus de teksten in het Fries, Nederlands en Engels.


Tsjêbbe HettingaTsjêbbe Hettinga – Fan oer see en fierder (2000)

Met de vorige bundel (het tweetalige Vreemde kusten/Frjemde kusten uit 1995) leek Hettinga zijn vorm gevonden te hebben, al bevatte die bundel ook al veel ouder werk. Het heeft vijf jaar geduurd voor er een opvolger kwam. De nieuwe bundel laat zien dat Hettinga inderdaad (en mijns inziens heel terecht) voortborduurt op de vorm waar hij blijkbaar sterk in is: het lange verhalende gedicht, met strofen die uit volle regels bestaan. Het kortste gedicht is één bladzij lang, maar van de negen gedichten zijn er vier die drieëneenhalve bladzij beslaan. Daarbij weet hij in de versregels een ritme te stoppen dat zo meeslepend is, dat de lezer bijna gedwongen wordt om deze poëzie hardop te lezen. Althans, ik ontkom daar bijna niet aan, al moet ik erbij zeggen dat ik dat dan doe met de intonatie die Hettinga zelf eigen is en die bekend is door zijn voordrachten die vastgelegd zijn op CD. Misschien dat iemand die zijn voordracht niet kent daar minder last van heeft, al vraag ik het mij af. Het ritme van de verzen is zo onmiskenbaar meeslepend dat lezen bijna automatisch hardop lezen wordt (lastig in de trein, medepassagiers gaan je dan heel vreemd aankijken heb ik ondervonden).

Ongetwijfeld heeft dat te maken met de literaire ’trucs’ waar de dichter gebruik van maakt: hij gebruikt veel alliteraties en assonanties en het is verbazingwekkend hoe hij er in alle overdaad in slaagt om het niet te overdreven te doen. Het is verwonderlijk om te zien dat hij gebruik maakt van een soort neologismen en woordcombinaties (‘inketfisktintakels’) plus, zou je zeggen, gezochte woorden die in zijn versregels echter volkomen logisch zijn en door de klank haast magisch worden : een woord als ‘kanvastas’, een combinatie als ‘(…) wis op ‘e trep / Fan stien syn tsien stappen (…)’ of ‘(…) it sicht op de klank fan in anker en / Fernimstige skyn en wyn en wjerskyn en elks ferdwining.’ Ik moet me inhouden om er niet veel meer en uitgebreider te citeren, maar deze voorbeelden komen uit de laatste twee strofen van het gedicht ‘De rots’.

Ook inhoudelijk sluit Hettinga aan bij zijn vorige bundel. De titel geeft daar al een aanwijzing voor en ook in de gedichten zelf komen dezelfde elementen weer terug: de thematiek (de algemeen menselijke onderwerpen als verlangen/melancholie, leven, liefde en dood, om maar wat te noemen) en de beelden: de zee, de kust, de boten, de maan die boven het water verschijnt. Maar het is geen herhaling van de vroegere gedichten. De dichter heeft dezelfde elementen wel in een ander decor geplaatst: ging het in ouder werk om de Friese en Engelse kust, nu spelen de verhalen zich in een Griekse sfeer af, wat de dichter bovendien de mogelijkheid geeft om te refereren aan misschien wel een voorbeeld voor hem: de homerische sfeer en verhalen. Soms duiken er zelfs Bijbelse beelden op.

Friesland kan trots zijn op zo’n dichter. Het lijkt soms erg ouderwets wat hij doet, maar dat zit hem in de vorm en het gebruik van wat stilistische middelen die doen denken aan oude epische tradities, maar de beelden zijn soms ook modern. In Nederland zou ik zo gauw geen vergelijkbare poëet kunnen aanwijzen; dichters uit andere taalgebieden ken ik niet goed genoeg, misschien dat Hettinga wel in de buurt komt van iemand als Seamus Heaney; maar waarschijnlijk heeft Hettinga een volkomen eigen, uniek geluid.

(Dat Friesland inderdaad trots was op deze dichter en deze bundel blijkt uit de toekenning van de Gysbert Japicxpriis 2001.

Tsjêbbe Hettinga – Strange shores = Frjemde kusten Translated by James Brockway in collaboration with the author (1999)

In 1995 verscheen de Fries-Nederlandse bundel Vreemde kusten/Frjemde kusten van de Friese dichter Tsjêbbe Hettinga met Nederlandse vertalingen van Benno Barnard. Voor een deel waren dat gedichten die al eerder verschenen in bundels uit 1992-1993. Nu is er een Fries-Engelstalige versie verschenen, met Engelse vertalingen van James Brockway. Op de bijbehorende cd draagt de dichter zijn gedichten in het Fries voor. Hettinga is een zeer geziene gast op poëziebijeenkomsten, ook in diverse buitenlanden, want zijn voordracht is zeer bijzonder. De gedichten zijn lyrische verhalen die niet alleen bijzonder goed leesbaar zijn, maar ook wel juist op de voordracht geschreven lijken. Voeg daarbij de bezwerende manier van voordragen van de dichter en dan is deze tweetalige bundel plus bijbehorende cd een prachtige uitgave. Het is terecht dat de gedichten van deze Fries nu ook in het buitenland begrepen kunnen worden. De beeldenrijke gedichten, die zich afspelen in Wales of Friesland, in ruige ongenoemde havensteden en aan vreemde kusten, verdienen een groot publiek.

Tsjêbbe Hettinga – Vreemde kusten = Frjemde kusten Gedichten. Uit het Fries vert. door Tsjêbbe Hettinga en Benno Barnard.(1995)

Tsjêbbe Hettinga is een dichter die zijn sporen in Friesland al jaren verdiend heeft. In deze bundel is een (lang) nieuw gedicht samen met enkele reeds gepubliceerde gedichten bijeengebracht en door Hettinga en de bekende Nederlandse dichter Benno Barnard in het Nederlands vertaald. De gedichten lezen als een trein, zowel in het Fries (linkerbladzij) als in het Nederlands (rechterbladzij). Op de bijgevoegde cd leest de dichter zelf de Friese versies voor en dat heeft haast een magische invloed. De beeldenrijke gedichten spelen zich af in Friesland, Wales en ongenoemde verre havensteden met vooral het ruige leven in de kroegen. Samen met de cd is de bundel een waar genoegen.

Tsjêbbe Hettinga – Tusken de bedriuwen troch is âlderdom (1981)

Na drie bundels in 1973, 1974 en 1975 is dit in 1981 de vierde bundel van Tsjêbbe Hettinga. Het eerste gedicht, het voor Arjen Bangma geschreven ‘in memoriam in arbeider’ is één van de mooiste en begrijpelijkste gedichten. Het gedicht is de herinnering aan een bewondering van een jongen voor een eenvoudige, oudere maar wijze man. Het is gedateerd juni 1974 en het laatste gedicht ‘ôfstan’ (voor Lieuwe Hornstra) is van september 1978. De meeste gedichten zijn erg moeilijk en alleen toegankelijk voor van doorbijten houdende poëzieminnaars. Storend is soms wel het overdadige gebruik van middelen als alliteratie, assonantie en gekunstelde woordspelletjes. De bundel is royaal uitgegeven met eenzijdig bedrukte bladzijden. Dat is nodig omdat de gedichten zijn afgedrukt in het handschrift van Lidy van Everdingen, wat de bundel er, met de omslagtekening van Joke van der Hei, mooi doet uitzien.